7 Installatie
4 Vul het watercircuit tot de manometer (ter plaatse te voorzien)
een druk aangeeft van ±2,0 bar.
5 Ontlucht het watercircuit zoveel als mogelijk. Voor installatie-
instructies, zie
"9 Inbedrijfstelling" op
6 Vul het circuit opnieuw tot de druk ±2,0 bar bedraagt.
7 Herhaal stappen 5 en 6 tot alle lucht uit het systeem is ontsnapt
en er geen drukvallen meer zijn.
8 Sluit de aftap- en vulkraan.
9 Koppel de watertoevoerslang los van de aftap- en vulkraan.
OPMERKING
De waterdruk op de manometer varieert volgens de
watertemperatuur
(hogere
watertemperatuur).
De waterdruk moet echter steeds groter dan 1 bar zijn om
te voorkomen dat lucht in het circuit zou binnendringen.
7.7.8
De tank voor warm tapwater vullen
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
tank voor warm tapwater.
7.7.9
De waterleidingen isoleren
De leidingen van het volledige watercircuit MOETEN worden
geïsoleerd om geen condensatie te hebben tijdens het koelen en om
ervoor te zorgen dat de verwarmings- en koelcapaciteit niet
vermindert.
Om ervoor te zorgen dat de waterleidingen buiten tijdens de winter
niet bevriezen, MOET het isolatiemateriaal minstens 13 mm dik zijn
(met λ=0,039 W/mK).
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer
dan 80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm dik
zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te
voorkomen.
Bescherm tijdens de winter de waterleidingen en de afsluiters, zodat
deze niet kunnen bevriezen door verwarmingstape (ter plaatse te
voorzien) er rond te wikkelen. Indien de buitentemperatuur lager dan
–20°C kan worden en er wordt geen verwarmingstape gebruikt,
wordt geadviseerd de afsluiters binnen te monteren.
7.8
De elektrische bedrading
aansluiten
7.8.1
Over het aansluiten van de elektrische
bedrading
Vooraleer de elektrische bedrading aan te sluiten
Controleer of de waterleiding is aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
42
pagina 81.
druk
bij
hogere
Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de
volgende stappen:
1
Controleren of het systeem van elektrische voedingen voldoet
aan de elektrische specificaties van de units.
2
De elektrische bedrading op de buitenunit aansluiten (indien
van toepassing).
3
De
elektrische
bedrading
aansluiten (indien van toepassing).
4
De
elektrische
bedrading
aansluiten (indien van toepassing).
5
De elektrische bedrading op de back-upverwarming aansluiten
(indien van toepassing).
6
De primaire elektrische voeding aansluiten.
7
De elektrische voeding van de back-upverwarming aansluiten.
8
De gebruikersinterface aansluiten.
9
De afsluiters aansluiten (indien van toepassing).
10 De elektriciteitsmeters aansluiten (indien van toepassing).
11 De warmtapwaterpomp aansluiten (indien van toepassing).
12 De alarmuitgang aansluiten (indien van toepassing).
13 De
AAN/UIT-uitgang
van
aansluiten.
14 De omschakeling naar een externe warmtebron aansluiten
(indien van toepassing).
15 De digitale ingangen van het stroomverbruik aansluiten (indien
van toepassing).
7.8.2
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van elektrische bedrading
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Gebruik
ALTIJD
een
stroomtoevoerkabel.
7.8.3
Richtlijnen voor het aansluiten van de
elektrische bedrading
Houd rekening met de volgende zaken:
▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde van de draad. Glijd het rond oog over de draad tot
aan het bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt
werktuig.
b
a
a
Gevlochten geleider
b
Ronde aansluitstrip
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
op
regelkast
EKCB07CAV3
op
optiekast
EK2CB07CAV3
de
ruimtekoeling/verwarming
meeraderige
kabel
als
EKMBUHCA3V3+9W1
4P522034-1 – 2018.01