KINDERZITJES:
bevestiging met de autogordel (18/18)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van een kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als "Universeel" goedgekeurd zitje; controleer of het
gemonteerd kan worden.
UF = Plaats uitsluitend toegestaan voor bevestiging met autogordel van een vooruit geplaatst kinderzitje dat goedgekeurd is als "Universeel";
controleer of het gemonteerd kan worden.
(1) Zet de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren om een kinderzitje achterstevoren te installeren, en zet deze daarna zo ver mogelijk
terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(2) Zet met het kinderzitje vooruit geplaatst de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de auto. Stel de hoogte van de hoofdsteun
af of verwijder deze indien nodig, en zet de stoel vóór het kind niet verder dan halverwege de rails naar achteren en zet de rugleuning niet
schuiner dan 25°.
(3) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: controleer voordat u een kinderzitje op de plaats van de passagier
voorin installeert of de airbag wel is uitgeschakeld (raadpleeg de paragraaf "Kinderveiligheid: uitschakelen, inschakelen van de pas-
sagiersairbag voorin" in hoofdstuk 1).
1.55