KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen
Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin-
derzitjes bevestigd worden. De schema's op
de volgende bladzijden geven aan waar een
kinderzitje gemonteerd kan worden.
De genoemde types kinderzitjes zijn niet
overal leverbaar. Controleer voordat u een
ander kinderzitje gebruikt, bij de fabrikant of
het gemonteerd kan worden.
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
Controleer of het kinderzitje,
door het installeren ervan in de
auto, niet loskomt van het onderstel.
Als u de hoofdsteun moet verwijde-
ren, berg deze dan goed op zodat deze
niet in een projectiel kan veranderen bij
krachtig remmen of een botsing.
Maak het kinderzitje altijd goed vast aan
de auto, ook als het niet in gebruik is,
zodat het niet in een projectiel kan ver-
anderen bij krachtig remmen of een bot-
sing.
1.36
Op de voorplaats(en)
Het vervoer van een kind op de plaats van
de voorpassagier is niet in alle landen toe-
gestaan. Houd u aan de geldende wettelijke
voorschriften en volg de aanwijzingen van
de schema's op de volgende bladzijden.
Voordat u een kinderzitje op deze plaats in-
stalleert (indien dit toegestaan is)
– zet de autogordel zo ver mogelijk naar
beneden;
– bij auto's die hiermee uitgerust zijn,
schuift u de stoel zo ver mogelijk naar
achteren;
– voor auto's die hiermee uitgerust zijn, zet
de rugleuning enigszins schuin (onge-
veer 25°);
– zet de zitting, indien mogelijk, zo ver mo-
gelijk omhoog.
Wijzig deze afstellingen niet meer na het in-
stalleren van het kinderzitje.
(1/2)
L E V E N S G E VA A R
GEVAAR
LETSEL: controleer voordat
u een kinderzitje op de plaats
van de passagier voorin installeert, of de
airbag wel is uitgeschakeld (raadpleeg
de paragraaf "Kinderveiligheid: uitscha-
kelen, inschakelen van de passagier-
sairbag voorin" in hoofdstuk 1).
O F
VAN
ERNSTIG