6.7.2
Advanced Control System (ACS)
Gebruikers kunnen de machineprogramma's zien en de functies activeren in de navigatiemodus.
Dit is de modus die onmiddellijk na het opstarten verschijnt.
Figuur 13: Schermafbeelding van de navigatiemodus en de bedieningstoetsen van de ACS
Nr.
Element
1.
Programmanummer/naam
2.
Functies
3.
Functie actief/niet actief
4.
Menu
1.
Druk op de toetsen of om het gewenste programma te selecteren.
Druk op de toetsen ◄ or ► om de functies te bekijken.
2.
3.
Druk op Enter wanneer de gewenste functie geselecteerd is om functie-instellingen te bekijken en te
bewerken.
Gebruikers kunnen de vooraf ingestelde configuratie bekijken en de eigenaar kan deze tevens bewerken.
4.
Selecteer het menu van de machine-instellingen en druk op Enter om machine-instellingen te bewerken.
Dit menu is alleen toegankelijk voor de eigenaar. Zie Richtlijn voor functiewaarden op pagina 45 voor
mogelijke bereiken van functiewaarden.
6.7.2.1 Functies
De functies die in de machine zijn ingebouwd, kunnen onder Instellingen door de eigenaar worden in- of
uitgeschakeld. Zie Instellingen ACS wijzigen op pagina 20. Vervolgens kunnen de opties in de verschillende
programma's worden geprogrammeerd.
6.7.2.2 Vacuüm
Tijdens de cyclus wordt de lucht uit de kamer verwijderd tot de ingestelde druk bereikt is (sensorgestuurd).
Vacuüm stelt u in met de volgende stappen:
Druk op de cursortoetsen ◄ en ► en selecteer het programma Vacuüm.
1.
2.
Druk op Enter om het menu te openen.
3.
Als Vacuüm niet is ingeschakeld, schakelt u dit in. Druk op Enter en gebruik de cursortoetsen en
om Vacuüm AAN te zetten. Druk op Enter.
4.
Ga met de cursortoetsen en naar de waarde voor Vacuüm en druk op Enter.
5.
Stel de gewenste waarde in met de cursortoetsen en en druk op Enter.
Druk op cursortoets ◄ om terug te keren naar het menu.
6.
7.
Sluit het deksel om te beginnen met vacuüm trekken.
Uitleg
Het programma toont het huidig geselecteerde, vooraf ingestelde programma.
Door over te schakelen naar een ander programma, worden andere functies
actief. De programmakeuze hangt af van het product dat verpakt wordt.
Deze functies zijn actief of inactief. Indien een functie actief is, wordt deze
weergegeven met een blauwe tint. Wanneer een functie niet actief is, wordt
deze weergegeven met een grijze tint.
De geselecteerde functie wordt gemarkeerd met een groene cirkel. De naam en
huidige waarde van deze functie verschijnt op het scherm.
Indien de +-functies geactiveerd zijn, wordt de + in kleur weergegeven. Indien
deze functies niet actief zijn, worden ze weergegeven met een grijze tint.
De machine-instellingen kunnen aangepast worden via het pictogram Menu links
van het functieoverzicht.
29