6.4
Verpakkingscyclus starten
De machine moet zijn opgestart volgens Machine opstarten op pagina 23 voordat u een verpakkingscyclus start.
1.
Selecteer het gewenste programma.
10-programmabesturing Druk op de toets PROG 0 – 9.
ACS
2.
Plaats het product/de producten.
a.
Stop het product/de producten in de vacuümzak.
b.
Plaats de vacuümzak in/op de vacuümkamer. Zorg ervoor dat de opening(en) juist geplaatst zijn
op de sealpositie(s).
3.
Sluit het deksel. De verpakkingscyclus start.
6.5
Doorgaan naar de volgende stap van de cyclus
Voor sommige producten kan het nodig zijn om in de verpakkingscyclus door te gaan naar de volgende stap in
het programma voordat de vacuümtijd of het vacuümniveau bereikt is.
1.
Ga door naar de volgende stap van de cyclus.
10-programmabesturing Druk op de toets + / VACUUM STOP.
ACS
De volgende stap wordt gestart.
6.6
Een programma beëindigen
Programma's zoals het verpakkingsprogramma of het pompreinigingsprogramma kunnen op elk moment gestopt
worden.
1.
Stop het programma.
10-programmabesturing Druk op de toets – / STOP.
ACS
Het programma wordt gestopt en de vacuümkamer wordt belucht.
6.7
Programma-instellingen wijzigen
6.7.1
10-programmabesturing
Er zijn 10 programma's beschikbaar. Programma's 1 – 9 kunnen door de gebruiker aangepast worden. Programma
0 is alleen bedoeld voor servicedoeleinden. Deze sectie beschrijft de eenheden en grenzen van de parameters
en hoe parameters aangepast kunnen worden.
Zie Bedieningselementen 10-programmabesturing op pagina 18 voor een overzicht van de bedieningselementen
van de 10-programmabesturing.
1. Druk op de toets PROG 0 – 9 om het te wijzigen programma te selecteren.
2. Druk op de toets REPROG om de programmeermodus te selecteren. Het functiedisplay gaat knipperen.
3. Blader met de cursortoets naar de gewenste parameter. De led vóór de functie licht op bij de
geselecteerde functie.
4. Druk op de toets – / STOP en de toets + / VACUUM STOP om de waarde aan te passen.
5. Druk op de toets REPROG om de nieuwe parameter te activeren. Het functiedisplay stopt met knipperen.
6.7.1.1 Vacuüm
Tijdens de cyclus wordt de lucht uit de kamer verwijderd tot de ingestelde tijd of druk bereikt is, afhankelijk van
de gekozen uitvoering (tijdgestuurd of sensorgestuurd).
1. Druk op de toets PROG 0 – 9 om het programma te selecteren waarvoor u Vacuüm wilt instellen.
2. Druk op de toets REPROG om de programmeermodus te selecteren. Het functiedisplay gaat knipperen.
3. Blader met de cursortoets naar de parameter Vacuüm. De led vóór de functie licht op bij de
geselecteerde functie.
4. Druk op de toets + / VACUUM STOP om de waarde aan te passen.
5. Druk op de toets REPROG om de nieuwe parameter te activeren. Het functiedisplay stopt met knipperen.
Druk op de toets ▲ of ▼.
Druk op de toets ►.
Druk op de toets STOP.
24