Figuur 55
1. 30 A
2. 25 A
1
2
3
4
G015037
3. Vrije accessoire-opening
4. Zekeringhouder
Onderhoud
aandrijfsysteem
Bandenspanning controleren
Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsu-
ren—Bandenspanning controleren.
Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de
voorgeschreven spanning hebben. Een ongelijke
bandenspanning kan leiden tot onregelmatige
maairesultaten. Controleer de bandenspanning bij het
ventiel (Figuur 56). De bandenspanning kan het best bij
koude banden worden gecontroleerd.
Kijk naar de aanbevolen maximale druk van de
bandenfabrikant op de zijkant van de banden van de
zwenkwielen.
Pomp de banden van de achteraandrijfwielen op tot
90 kPa.
1. Ventiel
45
Figuur 56