2. Stel de beeldparameters van de camera in.
Opmerking:
Om de beeldkwaliteit bij verschillende belichting te garanderen, wordt er
voorzien in twee sets parameters die door de gebruiker kunnen worden geconfigureerd.
Image Adjustment
Brightness beschrijft de helderheid van het beeld, wat uiteenloopt van 1 t/m 100.
Contrast beschrijft het contrast van het beeld, wat uiteenloopt van 1 t/m 100.
Saturation beschrijft de levendigheid van de kleuren van het beeld, wat
uiteenloopt van 1 t/m 100van 1 t/m 100.
Sharpness beschrijft het contrast de randen van het beeld, wat uiteenloopt van
1 t/m 100.
Exposure Settings
Als de camera is voorzien van een vaste lens, dan kan alleen Manual worden
geselecteerd en kan het diafragma niet worden geconfigureerd.
Als Auto is geselecteerd, dan kunt u het automatische niveau van het diafragma
instellen van 0 t/m 100.
De Exposure Time verwijst naar de elektronische sluitertijd, die uiteenloopt van
1 tot 1/100.000 sec. Pas deze aan volgens de feitelijke helderheid.
Gain van het beeld kan ook handmatig worden geconfigureerd van 0 t/m 100.
Hor hoger de waarde, hoe helderder het beeld; de ruis wordt echter ook in hogere
mate versterkt.
Day/Night Switch
Selecteer de modus Day/Night Switch naar verschillende behoeften van de
surveillance.
Gebruikershandleiding netwerkcamera
Afbeelding 9–2 Belichtingsinstellingen
88