5.
Controleer of het rubberen gedeelte rond de naald in de inktcartridgeaansluiting schoon is. Maak dit
gedeelte indien nodig schoon.
6.
Sluit de cartridgeaansluiting aan op de cartridge.
OPMERKING:
De aansluitingen kunnen niet worden aangesloten op inktcartridges van het verkeerde type
of de verkeerde kleur. Als u de connector niet gemakkelijk op de cartridge kunt aansluiten, controleer dan of
u de juiste cartridge hebt.
7.
Zorg ervoor dat de lipjes aan beide kanten van de inktcartridgeaansluiting zijn geopend maar op hun plaats
staan wat aangeeft dat er verbinding is. U hoort een klikgeluid.
8.
Enkele seconden na het plaatsen van de cartridge moet de witte led gaan branden. Sluit de cartridge
opnieuw aan als deze na 10 seconden niet brandt. Als de cartridge verouderd of ongeldig is, zal de led rood
worden; raadpleeg de Internal Print Server voor meer informatie en herstelhandelingen.
OPMERKING:
Deze printer gebruikt dynamische beveiliging die regelmatig wordt bijgewerkt door firmware-
updates. De printer is alleen bedoeld voor gebruik met cartridges met een originele HP-chip. Cartridges die een
chip van een andere fabrikant dan HP gebruiken, werken mogelijk niet of kunnen stoppen met werken. Voor
meer informatie gaat u naar: http://www.hp.com/learn/ds/.
Het is weliswaar mogelijk inktcartridges of cartridges van een andere leverancier dan HP te gebruiken, maar deze
optie kent verschillende ernstige nadelen: Misschien is het niet mogelijk om met voldoende nauwkeurigheid het
inktniveau of de status van gebruikte, opnieuw gevulde of vervalste inktcartridges te bepalen. Alle service of
reparatie aan de printer als gevolg hiervan valt niet onder de garantie. Systeeminkt uitbotten, kleurkalibratie en
uitlijning van de printkop zijn aanbevolen. Als u problemen met de afdrukkwaliteit ervaart, adviseert HP over te
stappen op originele inkt van HP.
Een inktcartridge plaatsen
91