N.B.
Als u de knop linksom hebt gedraaid en de
ventilatorindicatie op het display gedoofd
is, zijn de ventilator en de airconditioning
uitgeschakeld. Het display geeft het ventila-
torsymbool en
OFF
weer.
3. Recirculatie
U kunt deze functie inscha-
kelen als u vieze lucht, uit-
laatgassen en dergelijke bui-
ten wilt houden. De lucht in
de passagiersruimte wordt
dan gerecirculeerd. Er komt
met andere woorden geen
lucht van buiten de auto in, wanneer deze
functie actief is. Als de lucht in de auto te lang
recirculeert, kan de binnenzijde van de ruiten
beslaan.
Timer
Met de timerfunctie beperkt u (wanneer de re-
circulatiefunctie geselecteerd is) de kans op
ijs, beslagen ruiten en een slechte luchtkwali-
teit. Zie de Persoonlijke instellingen op
pagina 64 voor het in- of uitschakelen van
deze functie.
N.B.
Wanneer u de ontwaseming (4) selecteert,
wordt de recirculatie altijd uitgeschakeld.
3. Interior Air Quality System (optie)
(dezelfde knop als de recir-
culatie)
Het Interior Air Quality Sys-
tem bestaat uit een combifil-
ter met een Air Quality Sen-
sor. Het combifilter ontdoet
de binnenkomende lucht van gassen en stof-
deeltjes en beperkt zo hinderlijke geurtjes en
verontreinigingen in de passagiersruimte.
Wanneer de sensor een verhoogde concen-
tratie meet, wordt de luchtinlaat afgesloten
zodat de lucht in de passagiersruimte recircu-
leert. Wanneer de Air Quality Sensor actief is,
brandt het groene lampje ( A ) in de knop.
Air Quality Sensor activeren:
– druk op AUTO (1) om de Air Quality Sensor
te activeren (normale instelling).
Of:
– selecteer een van de volgende drie functies
door verschillende malen op de recircula-
tieknop te drukken.
• de Air Quality Sensor is actief – het
lampje ( A ) brandt.
• de recirculatie is niet actief (tenzij dit nodig
is voor koeling bij warm weer) – geen van
de lampjes brandt.
• de recirculatie is actief – het lampje ( M )
brandt.
03 Klimaatregeling
Elektronische klimaatregeling, ECC (optie)
Let erop dat:
• u de Air Quality Sensor het beste altijd
ingeschakeld kunt laten staan.
• er bij koud weer beperkingen voor de recir-
culatiefunctie gelden om te voorkomen dat
de ruiten beslaan.
• u de Air Quality Sensor moet uitschakelen,
als de ruiten beslaan.
• u beter ook de ontwaseming voor de voor-
ruit, achterruit en zijruiten kunt inschakelen,
wanneer de ruiten beslaan.
4. Ontwaseming
semingsknop brandt, wanneer de functie in-
geschakeld is.
Bij activering van de ontwasemingsfunctie
vindt bovendien het volgende plaats om de
lucht in het interieur zoveel mogelijk van vocht
te ontdoen:
• de airconditioning (A/C) wordt automatisch
ingeschakeld (uit te schakelen met de knop
AC (6);
• de recirculatie wordt automatisch uitge-
schakeld.
U gebruikt de ontwaseming
om de voorruit en de zijrui-
ten snel te ontwasemen en
te ontdooien. De ventilator
draait dan op hoge snelheid
en stuurt lucht naar de rui-
ten. Het lampje in de ontwa-
03
73