1. Snelheidsmeter
2. Richtingaanwijzer, links
3. Waarschuwingslampje
4. Informatiedisplay – Op het display ver-
schijnen informatieve teksten en waar-
schuwingsmeldingen, de
buitentemperatuur en de tijd. Wanneer
de temperatuur tussen –5 °C en +2 °C
ligt, verschijnt er een sneeuwvlokje op
het display. Het lampje wijst op het
gevaar voor gladheid. Als de auto heeft
stilgestaan, kan de buitentemperatuur-
meter een te hoge waarde aangeven.
5. Informatielampje
6. Richtingaanwijzer, rechts
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
7. Toerenteller – Geeft het motortoerental
aan in duizenden omwentelingen per
minuut.
8. Controle- en informatielampjes
9. Brandstofmeter
10. Knop voor dagteller – Wordt gebruikt om
korte afstanden te meten. Door kort op
de knop te drukken, kunt u van
dagteller
T1
en
T2
wisselen. Als u de
knop lang indrukt (meer dan
2 seconden), zet u de geactiveerde dag-
teller op nul.
11. Display – Geeft de schakelstanden van
de automatische versnellingsbak en de
waarden van regensensor, kilometertel-
ler, dagteller en Cruise control aan.
Instrumentenpaneel
12. Grootlichtindicatie
13. Knop voor de klok – Draai aan de knop
om de tijd in te stellen.
14. Temperatuurmeter – De temperatuurme-
ter van het koelsysteem van de motor.
Op het display verschijnt een melding,
als de temperatuur abnormaal hoog is
en de naald tot in het rode gebied
uitslaat. Let erop dat bijvoorbeeld ver-
stralers voor de luchtinlaat bij een hoge
buitentemperatuur en een zware belas-
ting van de motor het koelvermogen
verminderen.
15. Controle- en waarschuwingslampjes
02
39