Informatie over de aanduiding voor de
resterende accucapaciteit
Wanneer de stroom wordt uitgeschakeld terwijl
de aanduiding voor de resterende accucapaciteit
aangeeft dat er voldoende stroom is, laadt u
de accu nogmaals volledig op. De aanduiding
voor de resterende accucapaciteit wordt correct
weergegeven. Soms kan de juiste aanduiding
echter niet worden weergegeven als de accu
geruime tijd achtereen aan hitte is blootgesteld
of lang in volledig opgeladen toestand is blijven
liggen of als de accu erg intensief is gebruikt.
Gebruik de aanduiding voor de resterende
accucapaciteit als richtlijn om de geschatte
opnameduur te bepalen.
Afhankelijk van de bedieningsomstandigheden
en de omgevingstemperatuur is het mogelijk
dat de aanduiding die wijst op een bijna lege
accu knippert, ook al is er nog ongeveer 20%
resterende accucapaciteit.
De accu bewaren
Als de accu langere tijd niet wordt gebruikt,
moet u de accu één keer per jaar volledig
opladen en ontladen met de camcorder zodat
de accu goed blijft werken. Als u de accu wilt
opbergen, verwijdert u deze uit de camcorder
en bewaart u deze op een droge, koele plaats.
Om de accu op de camcorder volledig te
ontladen, raakt u
[ (
Algemene instelling.)] [Auto.
uitschakelen] [Uit] aan en laat u de
camcorder in de opnamepauzestand tot deze
uitschakelt (p. 92).
Informatie over de levensduur van de
accu
De capaciteit van de accu neemt af naarmate de
tijd verstrijkt en door herhaaldelijk gebruik. Als
de gebruiksduur tussen de ladingen veel te klein
is geworden, moet u waarschijnlijk een nieuwe
accu aanschaffen.
De levensduur van elke accu is afhankelijk van
de omstandigheden waaronder deze wordt
bewaard en gebruikt.
(MENU) [Setup]
Informatie over de bediening van
uw camcorder
Gebruik en onderhoud
Gebruik of bewaar de camcorder en accessoires
niet onder de volgende omstandigheden:
In een extreem warme, koude of vochtige
ruimte. Stel ze nooit bloot aan temperaturen
hoger dan 60
verwarmingstoestellen of in een auto die in
de zon is geparkeerd. Er kunnen storingen
optreden of de camcorder en de accessoires
kunnen vervormen.
In de buurt van sterk magnetische velden of
mechanische trillingen. Er kunnen storingen
in de camcorder optreden.
In de buurt van sterke radiogolven of straling.
De camcorder kan mogelijk niet goed
opnemen.
In de buurt van AM-radio-ontvangers en
videoapparatuur. Er kan ruis optreden.
Op zandstranden en in stoffige omgevingen.
Zand en stof kunnen storingen in de
camcorder veroorzaken. Soms kunnen deze
storingen niet meer worden hersteld.
Bij ramen of buitenshuis waar het LCD-
scherm, de beeldzoeker of de lens aan direct
zonlicht wordt blootgesteld. Hierdoor kunnen
interne delen van de beeldzoeker of het LCD-
scherm beschadigd raken.
Gebruik uw camcorder op 6,8 V/7,2 V
gelijkstroom (accu) of 8,4 V gelijkstroom
(netspanningsadapter).
Gebruik voor werking op gelijkstroom of
wisselstroom alleen de accessoires die in deze
gebruiksaanwijzing worden vermeld.
Zorg dat de camcorder niet nat wordt,
bijvoorbeeld door regen of zeewater. Als de
camcorder nat wordt, kunnen er storingen
optreden. Soms kunnen deze storingen niet
meer worden hersteld.
Mocht er vloeistof of een voorwerp in de
camcorder terechtkomen, moet u de stroom
onmiddellijk uitschakelen, de stekker uit het
stopcontact halen en de camcorder eerst door
een Sony-technicus laten nakijken voordat u het
apparaat weer in gebruik neemt.
Vermijd ruwe behandeling, demontage,
aanpassing en schokken door op het apparaat te
kloppen, het te laten vallen of erop te trappen.
Wees vooral voorzichtig met de lens.
NL
111
C, bv. in de volle zon, nabij