De pomp wordt uitgeschakeld wanneer het vloeistofniveau wordt
verlaagd tot Stopniveau.
Als de instroom van vloeistof de capaciteit van de geïnstalleerde
pomp overschrijdt, begint het niveau in de tank of put te stijgen.
Uiteindelijk geeft de sensor voor Hoog niveau een hoog
vloeistofniveau in de tank of put aan. Indien ingesteld, kan het
signaal van de sensor voor Hoog niveau worden gebruikt om een
uitgangsrelais te activeren dat vervolgens kan worden gebruikt om
een visueel of akoestisch alarm af te geven of een signaal te
verzenden naar een SCADA-systeem.
Als de pomp werkten het vloeistofniveau in de tank of put tot onder
het droogloopniveau daalt, wordt de pomp uitgeschakeld door de
droogloopbeveiliging om ervoor te zorgen dat de pomp niet
mechanisch beschadigd raakt.
Vullen
Pos.
Beschrijving
1
Hoog niveau
2
Stopniveau
3
Startniveau P1: inschakelniveau van pomp 1
4
Niet in gebruik
5
Droogloopniveau
In de vultoepassing wordt de pomp geïnstalleerd in een tank of put
waar de vloeistof uit kan worden gepompt. De vloeistof wordt in een
tweede tank gepompt waarin de niveausensoren zijn geïnstalleerd.
De pomp begint de tweede tank te vullen wanneer Startniveau P1
wordt bereikt.
De pomp wordt uitgeschakeld wanneer het vloeistofniveau
Stopniveau bereikt.
Als de pomp om welke reden dan ook niet wordt uitgeschakeld bij
Stopniveau en het vloeistofniveau blijft stijgen, geeft de sensor
voor Hoog niveau dit uiteindelijk aan. Indien ingesteld, kan het
signaal van de sensor voor Hoog niveau worden gebruikt om een
relaisuitgang te activeren die vervolgens kan worden gebruikt om
een visueel of akoestisch alarm af te geven of een signaal te
verzenden naar een SCADA-systeem via een communicatie-
interface.
Als de pomp werkt en het vloeistofniveau in de tank daalt tot onder
het droogloopniveau, schakelt de droogloopbeveiliging de pomp uit
om ervoor te zorgen dat deze niet beschadigd raakt.
Gerelateerde informatie
7.1.2 Automatisch bedrijf
4.5 Klemmen
7
6
5
4
1
2
3
4
5
1
2
3
Pos.
Beschrijving
1
Klem voor een CIM module, optioneel
2
Kabelbinders
3
Klem voor voeding
4
GENIbus , voor intern gebruik tussen modules
5
USB-poort
6
Serviceaansluiting
7
Typeplaatje
4.6 Identificatie
4.6.1 Typeplaatje
Pos.
Beschrijving
1
Productnaam
2
Voedingsspanning
3
Max. opgenomen vermogen
4
Materiaalnummer en versienummer
5
Max. omgevingstemperatuur
6
Beschermingstype volgens NEMA
7
Productiecode (jaar en week)
8
Serienummer
9
Beschermingsklasse volgens IEC
10
Fabriekscode
11
FCC-tekst
12
IC
13
FCC ID
14
Productielocatie
15
Keurmerken en goedkeuringen
4.6.2 Typecodering voor CU 241
Voorbeeld
CU 241
Pos.
1
Pos.
1
2
4.7 Ondersteunde communicatie-interfacemodules en
protocollen
De volgende Grundfos communicatie-interfacemodules kunnen
worden toegevoegd aan het product.
1
2
Beschrijving
Type
•
CU 241
Aantal ondersteunde pompen
219