106
Het instellingsvenster Stuurautomaat is afhankelijk van welke stuurautomaatcomputer op
het systeem is aangesloten. Als er meer dan één stuurautomaat is aangesloten, toont het
instellingsvenster Stuurautomaat de opties voor de actieve stuurautomaat.
De stuurautomaatinstellingen kunnen worden gesplitst in instellingen die door de gebruiker
kunnen worden aangepast en instellingen die tijdens de installatie en inbedrijfstelling van
het stuurautomaatsysteem worden opgegeven.
•
Gebruikersinstellingen kunnen worden gewijzigd voor verschillende
gebruiksomstandigheden en gebruikersvoorkeuren.
•
Installatie-instellingen worden opgegeven tijdens de inbedrijfstelling van het
stuurautomaatsysteem. Deze instellingen mogen niet meer worden gewijzigd.
In de volgende gedeelten worden de gebruikersinstellingen per stuurautomaatcomputer
beschreven. Raadpleeg voor installatie-instellingen de installatiehandleiding.
Algemene gebruikersinstellingen
De volgende gebruikersinstellingen gelden voor alle stuurautomaten.
Kaartkompas
Selecteer om een kompassymbool rond uw boot weer te geven op het kaartpaneel. Het
kompassymbool staat uit als de cursor actief is op het paneel.
NAC-1 specifieke gebruikersinstellingen
Stuurreactie
Hiermee verhoogt of verlaagt u de stuurgevoeligheid. Een laag responsniveau vermindert de
roeractiviteit en geeft een wat lossere sturing. Een hoog responsniveau verhoogt de
roeractiviteit en geeft een wat stevigere sturing. Een te hoog reactieniveau zorgt dat de boot
S-bewegingen gaat maken.
NAC-2/NAC-3 specifieke gebruikersinstellingen
Stuurautomaat
Hiermee schakelt u de weergave over naar de laatst actieve pagina.
Sturen
Met deze opties is het mogelijk om de parameters voor lage en hoge snelheid die tijdens de
ingebruikname van de stuurautomaat zijn ingesteld, handmatig te wijzigen. Raadpleeg de
documentatie van de stuurautomaatcomputer voor meer informatie.
Het selecteren van de optie voor lage snelheid of de optie voor hoge snelheid opent
dialoogvensters waarin de volgende parameters kunnen worden gewijzigd.
•
Wendsnelheid: Gewenste wendsnelheid in graden per minuut.
•
Roerversterking: Deze parameter bepaalt de verhouding tussen de opgegeven roerhoek
en de fout in de vaarrichting. Hoe hoger deze waarde, hoe meer roer er wordt gebruikt.
Als de waarde te laag is, duurt het lang om een koersfout te compenseren en kan de
stuurautomaat geen stabiele koers aanhouden. Als de waarde te groot is, neemt de
overschrijding toe en wordt de sturing instabiel.
Stuurautomaat
| NSO evo3S Gebruikershandleiding