REMMEN EN BANDEN
REMMEN
De mechanische remmen zitten op de
achterwielen. De remmen worden bediend via het
voetrempedaal en de remkabels.
Controleer de afstelling van de remmen telkens na
tweehonderd bedrijfsuren.
Controleer de afstelling van de remmen door de
afstand te meten tussen de positie van het
stationaire rempedaal en het punt waar u
weerstand tegen de pedaalbeweging voelt. Deze
afstand moet tussen 6 mm (0,25 inch) en 19 mm
(0,75 inch) liggen. Stel de remmen zo nodig af.
BANDEN
Controleer de banden na elke honderd
bedrijfsuren op beschadigingen en slijtage.
VOORWIEL
Draai de voorwielmoeren na de eerste
50 bedrijfsuren tweemaal in het afgebeelde
patroon aan tot 122−149 Nm. Herhaal dit
vervolgens na elke 800 bedrijfsuren.
4
1
M30 9004688 (1−2013)
AANDRIJFMOTOR
Draai de asmoer aan naar 508 Nm gesmeerd en
644 Nm droog telkens na achthonderd
bedrijfsuren.
2
5
3
ONDERHOUD
79