27 II/28 II
Gebruiksaanwijzing
De pulsduur bepalen
Voor een periodieke golfvorm (het patroon ervan wordt na
gelijke tijdsintervallen herhaald) kunt u als volgt
vaststellen hoe lang het signaal hoog of laag is:
1.
Meet de frequentie van het signaal.
Druk een tweede keer op om de werkcyclus
2.
van het signaal te meten. Druk op om een
meting van de positieve of negatieve puls van het
signaal te selecteren. Zie Afbeelding 9.
3.
Gebruik de volgende formule om de pulsduur vast te
stellen:
= % werkcyclus ÷ 100
Pulsduur
(in seconden)
32
Frequentie
Staafgrafiek
De analoge staafgrafiek functioneert zoals de naald op
een analoge meter maar zonder door te schieten. De
staafgrafiek wordt 40 keer per seconde bijgewerkt.
Aangezien de staafgrafiek tienmaal sneller reageert dan
het digitale display, helpt deze grafiek bij het bijstellen
van top- en nulpunten en bij de waarneming van zich snel
wijzigende ingangen. De staafgrafiek wordt niet
weergegeven voor de functies capaciteit, frequentieteller,
temperatuur en peak min max.
Het aantal verlichte segmenten geeft de gemeten waarde
aan en staat in verhouding tot de volschalige waarde van
het geselecteerde bereik.
De belangrijkste schaalverdelingen in het bereik van 60 V
zijn bijvoorbeeld 0, 15, 30, 45 en 60 V. Bij een ingang van
-30 V lichten het minteken en de segmenten tot het
midden van de schaal op.
De staafgrafiek beschikt ook over een zoomfunctie (zie
'Zoommodus').