S1L.........................Stromingsschakelaar
S1M........................Hoofdnetscheidingsschakelaar
S1PH,S2PH ...........Hogedrukschakelaar circuit 1, circuit 2
S1S~S5S...... *........Schakelaar voor veranderlijke digitale input
S1T............... ## .....Thermisch contact (alleen voor optie OPIF)
S2M.............. # .......Netscheidingsschakelaar verwarmingslint
T1A............... ** ......Stroomtransducer (alleen voor optie OP57)
T1V............... ** ......Spanningstransducer (alleen voor optie OP57)
TR1 ........................Besturingscircuit transformator (400 V/230 V)
TR1A ............ ** ......Stroommeting transformator
(alleen voor optie OP57)
V1C ........................Ferrietkern
V1F,V2F........ ** ......Ontstoringsfilter circuit 1, circuit 2
(alleen voor EWAQ130~210 met optie OPIF)
V2C .............. ** ......Ferrietkern (alleen voor optie EKACPG)
X*A .........................Klem printplaat
X*Y .........................Connector
X1M........................Klemmenstrook printplaat
Y11E ......................Elektronische expansieklep koelcircuit 1
Y21E ......................Elektronische expansieklep koelcircuit 2
(alleen voor EWAQ130~260)
Niet mogelijk als optie
Verplicht
Niet verplicht
V
OOR HET OPSTARTEN
Controle vóór eerste opstart
Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar op het voedings-
paneel van de unit uitgeschakeld is.
Controleer na de installatie van de unit de volgende punten vooraleer
de stroomonderbreker in te schakelen:
1
Lokale bedrading
Zorg ervoor dat de lokale bedrading tussen het lokale voedings-
paneel en de unit is uitgevoerd overeenkomstig de instructies
vermeld in de montagehandleiding, de bedradingsschema's en
de Europese en nationale reglementeringen.
2
Zekeringen of beveiligingen
Controleer of het type en de grootte van de zekeringen of de
lokaal gemonteerde beveiligingen overeenstemmen met de
vereisten vermeld in de montagehandleiding. Zorg ervoor dat er
geen zekering of beveiliging is overgeslagen.
3
Aarding
Zorg ervoor dat de aardkabels correct zijn aangesloten en de
aardklemmen stevig zijn vastgemaakt.
4
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde elek-
trische componenten in de schakelkast zichtbaar zijn.
5
Bevestiging
Controleer of de unit correct gemonteerd is om abnormale
geluiden en trillingen te voorkomen bij het opstarten van de unit.
6
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde onder-
delen of platgedrukte leidingen.
7
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op koelmiddellekken.
Raadpleeg uw plaatselijke dealer als er een koelmiddellek is.
Gebruiksaanwijzing
7
Niet geleverd bij standaardunit
Mogelijk als optie
#
##
*
**
8
Olielek
Controleer de compressor op olielekken. Raadpleeg uw plaatse-
lijke dealer als er een olielek is.
9
Afsluiters
Open de vloeistofzijdige, pers- en aanzuigafsluiters (indien
voorzien) volledig.
10 Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit niet
belemmerd is door papier, karton of iets anders.
11 Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale voedingspaneel.
De spanning moet overeenkomen met de spanning op het
identificatieplaatje van de unit.
12 Wateraansluiting
Controleer het waterleidingsysteem en de circulatiepompen.
Watertoevoer
Vul de waterleidingen en houd hierbij rekening met het minimum door
de unit vereiste volume water. Raadpleeg de "montagehandleiding".
Zorg ervoor dat de waterkwaliteit beantwoordt aan de normen
vermeld in de montagehandleiding.
Ontlucht het systeem op de hoogste punten van het systeem en con-
troleer de werking van de circulatiepomp en de stromingsschakelaar.
Voedingsaansluiting en carterverwarming
Om beschadiging van de compressor te voorkomen, dient
u de carterverwarming ten minste 6 uur vóór het
opstarten van de compressor in te schakelen als de unit
gedurende een lange periode niet heeft gefunctioneerd.
Procedure voor het inschakelen van de carterverwarming:
1
Schakel de stroomonderbreker in op het lokaal voedingspaneel.
Zorg ervoor dat de unit in de "OFF"-stand staat.
2
De carterverwarming wordt automatisch ingeschakeld.
3
Controleer de voedingsspanning op de voedingsklemmen L1,
L2 en L3 met behulp van een voltmeter. De spanning moet
overeenkomen met de spanning op het identificatieplaatje van
de unit. Als de voltmeter een spanning aangeeft die niet ligt
binnen het bereik vermeld in de technische gegevens, moet u de
lokale bedrading controleren en indien nodig de voedingskabels
vervangen.
4
Controleer of de carterverwarming opwarmt.
Na 6 uur is de unit klaar voor gebruik.
Algemene aanbevelingen
Neem de onderstaande aanbevelingen door vooraleer u de unit
inschakelt:
1
Sluit alle servicepanelen van de unit nadat de volledige
installatie en alle vereiste instellingen zijn uitgevoerd.
2
De servicepanelen van de schakelkast mogen enkel worden
geopend in geval van onderhoud door een erkend elektricien.
3
Wanneer u vaak aan de digitale controller moet kunnen,
installeert u best een digitale afstandsbediening in optie
(EKRUPG).
4
Schakel de voeding tijdens de winter nooit uit; zoniet kan de
verdamper bevriezen (wanneer OP10 is geïnstalleerd) de lcd-
schermen van de digitale controller beschadigd geraken.
EWAQ080~260DAYN
Bedrijfsklare luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW35556-1F – 2014.03