Bericht beveiligingsmenu
CIRCUIT 1
153:FAN OVERC. ST1
SAFETY
153:FAN OVERC. ST2
153:FAN OVERC. ST3
1A9:EEV ERR
1A9:SUPERHEAT ERR
1E3:HIGH PRESSURE SW
1E4:LOW PRESSURE
1E6:COMPR 1 SAFETY
1E6:COMPR 2 SAFETY
1F3:HIGH DISCH TEMP1
1F3:HIGH DISCH TEMP2
1J3:DISCHSENSOR ERR1
1J3:DISCHSENSOR ERR2
1J5:REFR SENSOR ERR
1J5:SUCTSENSOR ERR
1JA:HP SENSOR ERR
1JC:LP SENSOR ERR
1U1:REV PHASE PROT
CIRCUIT 2
253:FAN OVERC. ST1
SAFETY
253:FAN OVERC. ST2
253:FAN OVERC. ST3
2A9:EEV ERR
2A9:SUPERHEAT ERR
2E3:HIGH PRESSURE SW
2E4:LOW PRESSURE
2E6:COMPR 1 SAFETY
2E6:COMPR 2 SAFETY
2F3:HIGH DISCH TEMP1
2F3:HIGH DISCH TEMP2
2J3:DISCHSENSOR ERR1
2J3:DISCHSENSOR ERR2
2J5:REFR SENSOR ERR
2J5:SUCTSENSOR ERR
2JA:HP SENSOR ERR
2JC:LP SENSOR ERR
2U1:REV PHASE PROT
UNIT WARNING
0AE:FLOW HAS STOPPED
0C9:INL SENSOR ERR
1E3:HP SETBACK
153:FAN OVERC. ST1
153:FAN OVERC. ST2
153:FAN OVERC. ST3
2E3:HP SETBACK
253:FAN OVERC. ST1
253:FAN OVERC. ST2
253:FAN OVERC. ST3
NETWORK
0C9:INL SENSOR ERR
SAFETY
0U4:PCB COMM.PROBLEM
0U4:SW VERSION ERR
Als een beveiliging geactiveerd is, moet u de unit uitschakelen en
nagaan waarom de beveiliging is geactiveerd vooraleer ze te
resetten. De beveiligingen mogen onder geen beding worden
overbrugd of op een andere waarde worden ingesteld dan deze van
de fabrieksinstelling. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u de
oorzaak van het probleem niet kunt vinden.
EWAQ080~260DAYN
Bedrijfsklare luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW35556-1F – 2014.03
Symptoom 1: De unit start niet, maar het werkingslampje brandt wel
Symptoom
5.4
M
OGELIJKE OORZAKEN
5.4
De temperatuurinstelling is niet
5.4
correct.
5.5
De stroomstarttimer loopt nog.
5.6
5.7
5.8
Het circuit kan niet worden
5.9b/5.10
opgestart.
5.9b/5.10
De unit is ingesteld op manuele
5.11
besturing (alle compressoren op
0%).
5.11
Probleem met de voeding.
7
7
Zekering gesprongen of
7
onderbreking van een beveiliging.
7
7
7
5.12
Losse aansluitingen.
5.4
5.4
5.4
Kortgesloten of gebroken draden.
5.5
5.6
5.7
Symptoom 2: De unit start niet, maar het werkingslampje knippert
5.8
M
OGELIJKE OORZAKEN
5.9b/5.10
De aan/uit-input vanop afstand is
5.9b/5.10
ingeschakeld en de schakelaar
5.11
vanop afstand is uitgeschakeld.
5.11
Symptoom 3: De unit start niet en het werkingslampje brandt niet
7
7
M
OGELIJKE OORZAKEN
7
De unit staat in de storingstand.
7
7
7
Eén van de volgende beveiligingen is
5.12
in werking getreden:
5.2
• Stromingsschakelaar (S8L,S9L)
• Noodstop
7
Het werkingslampje is stuk.
5.7
5.4
Symptoom 4: Het circuit start niet op
5.4
M
OGELIJKE OORZAKEN
5.4
Eén van de volgende beveiligingen is
5.7
geactiveerd:
5.4
• Thermische beveiliging van de compressor
(Q*M)
5.4
• Overstroomrelais (K*S)
5.4
• Thermische beveiliging van de uitlaat
• Lage druk
7
• Hogedrukschakelaar (S*PH)
• Fasebeveiliging
12
• Vorstbeveiliging
13
De antipendeltimer loopt nog.
De bewakingstimer loopt nog.
Het circuit is beperkt tot 0%.
Controleer het instelpunt van de
controller.
De unit zal na ongeveer
15 seconden opstarten. Controleer
of er water door de verdamper
stroomt.
Raadpleeg Symptoom 4: Het circuit
start niet op.
Kijk op de controller.
Controleer de spanning op het
voedingspaneel.
Controleer de zekeringen en
beveiligingen. Vervang deze door
zekeringen van dezelfde grootte en
hetzelfde type (raadpleeg
"Elektrische specificaties" op
pagina 2).
Controleer de aansluitingen van de
lokale bedrading en de interne
bedrading van de unit. Maak alle
losse aansluitingen vast.
Test de circuits met behulp van een
testapparaat en repareer ze indien
nodig.
Schakel de schakelaar vanop
afstand in of schakel de aan/uit-input
uit.
3
Raadpleeg
Symptoom 5: Beveiligingen zijn
geactiveerd en op het scherm staan
alarmberichten.
Raadpleeg
Symptoom 5: Beveiligingen zijn
geactiveerd en op het scherm staan
alarmberichten.
Raadpleeg uw plaatselijke dealer.
Kijk op de controller en raadpleeg
Symptoom 5: Beveiligingen zijn
geactiveerd en op het scherm staan
alarmberichten.
Het circuit kan pas na ongeveer 5
minuten opstarten.
Het circuit kan pas na ongeveer 3
minuten opstarten.
Controleer het afstandscontact voor
het inschakelen/uitschakelen van de
capaciteitsbeperking.
W
AT TE DOEN
W
AT TE DOEN
W
AT TE DOEN
W
AT TE DOEN
Gebruiksaanwijzing
20