_÷CHANG. DIG. INPUTS
DI1 NONE
DI2 NONE
DI3 NONE
_÷CHANG. DIG. INPUTS
DI4 NONE
DO1 SAFETY+W.(NO) :O
DO2 GEN.OPERATION :O
_÷CHANG. INP/OUTPUTS
DO3 NONE (OPEN)
DO4 NONE (OPEN)
DO5 NONE (OPEN)
_÷CHANG. INP/OUTPUTS
DO6 NONE (OPEN)
AI1 NONE
AI2 NONE
_÷CHANG. INP/OUTPUTS
AI3 NONE
AI4 NONE
AO1 NONE
_^
COMMUNICATION
RS232 ONLINE:N
RS485 ONLINE:N
DIII ONLINE:N
Gebruikerspaswoordmenu
ENTER PASSWORD
PASSWORD: 0000
TO LOGIN
_v LOGIN/LOGOUT MENU
LOGIN STATUS:USER
LOGOUT? NO
_^ LOGIN/LOGOUT MENU
CHANGE PASSWORD
NEW PASSWORD: 0000
CONFIRM: 0000
Netwerkmenu
∆
Het netwerkmenu (alleen beschikbaar bij een DICN-systeem) biedt
nuttige informatie over het netwerk.
_v
NETWORK
COOL. INLSP1:012$ 0 ¢
INLET WATER:013$ 6 ¢
OUTLET WATER:007$ 0 ¢
_^M:NORMAL
CAP:000%
SL1:NORMAL
CAP:000%
SL2:NORMAL
CAP:000%
SL3:NORMAL
CAP:000%
Koel/verwarmingsmenu
Í
Dit menu is niet beschikbaar bij EWAQ-units.
EWAQ080~260DAYN
Bedrijfsklare luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW35556-1F – 2014.03
De status van de veranderlijke digitale
inputs controleren. (eerste scherm)
Merk op dat voor een unit in een DICN-
systeem de inputs voor deze unit
gelden.
Het is echter de input vanop afstand
van de master-unit die de werking van
de unit zal bepalen.
De status van de veranderlijke digitale
inputs en outputs controleren (tweede
scherm).
De status van de veranderlijke digitale
outputs controleren (derde scherm).
De status van de veranderlijke digitale
outputs en analoge inputs controleren
(vierde scherm).
De status van de veranderlijke analoge
inputs en outputs controleren (vijfde
scherm).
Controleren welke communicatielijnen
actief zijn.
Æ
Het gebruikerspaswoord wijzigen.
De login- en logout-status van de
gebruikers definiëren.
Het login/logout-paswoord wijzigen.
Het temperatuurinstelpunt, de water-
temperatuur aan de gemeenschappe-
lijke inlaat (inlaatwatertemperatuur van
de master-unit) raadplegen.
Het statusscherm van het netwerkmenu
geeft de toestand weer van de master-
unit (
M
) en van de slave-units (
).
SL3
Functies van het gebruikersinstelmenu
Naar het gebruikersinstelmenu gaan
Het gebruikersinstelmenu wordt beschermd door een gebruikers-
paswoord - dit is een getal van 4 cijfers tussen 0000 en 9999 .
1
Ga naar het Å USERSETTINGS -menu. (Raadpleeg het hoofd-
stuk "Naar een menu gaan" op pagina 8).
De controller zal om het paswoord vragen.
2
Voer het correcte paswoord in met behulp van de fi- en
Ì-toetsen en druk op ‡ voor elk cijfer.
3
Druk na het laatste cijfer op de ‡-toets om het paswoord te
bevestigen en naar het gebruikersinstelmenu te gaan.
Het submenuscherm verschijnt automatisch op de controller.
Instellingen van een bepaalde functie bepalen:
1
Ga met de fi- en Ì-toetsen naar het overeenkomstige
submenu van het gebruikersinstelmenu.
2
Druk op de ‡-toets om naar het gewenste submenu te gaan.
3
Ga naar het gewenste scherm met behulp van de fi- en
Ì-toetsen. Als er maar één enkel scherm is, hebben fi- en
Ì-toetsen geen effect.
4
Druk op de ‡-toets om de cursor naar de eerste parameter te
verplaatsen, waarna u deze kunt veranderen.
5
Selecteer de gewenste instelling met behulp van de fi- en
Ì-toetsen.
6
Druk op de ‡-toets om de selectie te bevestigen.
Wanneer de selectie bevestigd is, springt de cursor naar de
volgende parameter die u nu ook kunt veranderen.
7
Herhaal stap 6 om de andere parameters te veranderen.
8
Na de laatste parameter keert de cursor terug naar de begin-
positie en kunt u verdergaan vanaf stap 3.
9
Druk op de ƒ-toets om terug te keren naar het gebruikers-
instelmenu en u kunt verdergaan vanaf stap 1.
Submenu: Thermostaat
De thermostaatinstellingen bepalen
Wanneer de inlaat- of uitlaatbesturingsstand is geselecteerd, regelt
de unit de koelcapaciteit met een thermostaatfunctie. De thermo-
staatparameters liggen niet vast en kunnen worden veranderd.
De standaard-, grens- en trapwaarden van de thermostaat-
parameters worden weergegeven in "Bijlage I" op pagina 25.
LET OP
SL1
...
Besturingsstand bepalen en activeren
De unit is uitgerust met een thermostaat die de koelcapaciteit van de
unit bestuurt. Selecteer de gepaste stand:
MANUAL CONTROL : manuele besturing: de operator bestuurt
de capaciteit zelf met de volgende instellingen:
•
/
/
C11
12
compressoren 11/12/21/22 AAN of UIT.
•
F1*
,
F2*
hoog van circuit 1/2.
INL WATER : inlaatbesturing: bestuurt de capaciteit van de unit
aan de hand van de temperatuur van het inlaatwater.
Bij wijziging op één van de units in een DICN-
configuratie geldt deze instelling voor alle andere
units in het netwerk.
In "Bijlage I" op pagina 25 vindt u een functioneel
schema met de thermostaatparameters.
/
(capaciteitstrap
in
21
22
(luchtstroming in manuele stand): uit, laag, midden of
manuele
stand):
Gebruiksaanwijzing
14