•
PUMPLEAD TIM
: de compressor start pas op nadat de lead-
timer van de pomp nul heeft bereikt.
•
: er is geen stroming na pomp-lead, de unit staat in
NO FLOW
standby.
•
NO PRIORITY
: Deze compressor start niet op omdat hij geen
voorrang heeft. Zie "De lead/lag-instellingen bepalen" op
pagina 15 voor instellen van de voorrang.
•
CAN STARTUP
: het circuit is klaar om te starten wanneer extra
koellast nodig is.
•
Wanneer geen van de hierboven vermelde berichten verschijnt,
zijn geen speciale functies actief en draait de compressor.
De voorgaande berichten verschijnen in orde van belangrijkheid.
De UNIT CAPACITY verschijnt onderaan het eerste scherm.
7
Druk op de Ì-toets om naar het volgende scherm van het
weergavemenu te gaan.
De EXTRA READOUT -schermen van het weergavemenu bieden
de volgende informatie:
•
: actuele stroom, gemeten in Ampère (
CURRENT
wanneer OP57 is geïnstalleerd)
•
: actuele spanning (
VOLTAGE
geïnstalleerd)
•
/
/
/
: actuele bedrijfsuren (
RH11
12
21
22
•
/
/
/
: aantal keer opstarten van de compressor
CS11
12
21
22
•
/
: actuele bedrijfsuren (
RHP1
2
8
Druk op de fi-toets om terug te keren naar de andere
weergavemenu's.
Temperatuurinstelpunt veranderen
De unit maakt bepaling en keuze van vier onafhankelijke
temperatuurinstelpunten mogelijk. Twee instelpunten zijn voor-
behouden voor inlaatsturing, de twee andere voor uitlaatsturing.
COOL. INLSP1 : inlaatwatertemperatuur, instelpunt 1,
COOL. INLSP2 : inlaatwatertemperatuur, instelpunt 2.
COOL. OUTSP1 : uitlaatwatertemperatuur, instelpunt 1,
COOL. OUTSP2 : uitlaatwatertemperatuur, instelpunt 2.
De keuze tussen instelpunt 1 en 2 gebeurt met behulp van een
schakelaar voor tweevoudige instelpunten vanop afstand (door de
klant te installeren). Het actueel actieve instelpunt kan worden
geraadpleegd in het weergavemenu.
LET OP
De klant mag ook een instelpunt definiëren op basis
van een analoge input.
LET OP
Raadpleeg tevens "Instellingen op maat in het onder-
houdsmenu", hoofdstuk "Instellen van de veranderlijke
inputs en outputs" in de montagehandleiding.
Als u manuele besturing selecteert (raadpleeg "Gebruikersinstel-
menu Å" op pagina 11), zal geen enkele van de hierboven vermelde
instelpunten actief zijn.
Om een instelpunt aan te passen, gaat u als volgt te werk:
1
Ga naar het instelpuntenmenu. Raadpleeg het hoofdstuk "Naar
een menu gaan" op pagina 8.
Als het gebruikerspaswoord uitgeschakeld is voor wijzigingen in
de instelpunten (raadpleeg "Gebruikersinstelmenu Å" op
pagina 11)
gaat
de
instelpuntenmenu.
Als het gebruikerspaswoord wel is ingeschakeld voor wijzi-
gingen in de instelpunten, moet u de juiste code ingeven met de
fi- en Ì-toetsen (raadpleeg "Gebruikerspaswoordmenu Æ" op
pagina 14). Druk op ‡ om het paswoord te bevestigen en naar
het instelpuntenmenu te gaan.
2
Selecteer het te wijzigen instelpunt met de ‡-toets.
Een instelpunt is geselecteerd als de cursor knippert achter de
naam van het instelpunt.
Een " > " geeft het actueel actieve temperatuurinstelpunt aan.
EWAQ080~260DAYN
Bedrijfsklare luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW35556-1F – 2014.03
) (alleen
A
) (alleen wanneer OP57 is
V
)
h
) van de pomp 1 of 2
h
controller
meteen
naar
3
Druk op de fi en Ì-toetsen om de temperatuurinstelling te
wijzigen.
De standaard-, limiet- en trapwaarden voor de instelpunten van
de koeltemperatuur zijn:
standaardwaarde
(*)
limietwaarden
trapgrootte
(*) Voor units met glycol met een OPZH kunt u de benedengrens van het
instelpunt van de koeltemperatuur aanpassen door de minimale
bedrijfstemperatuur in het onderhoudsmenu te veranderen (zie de
montagehandleiding).
4
Druk op ‡ om het aangepaste temperatuurinstelpunt te
bewaren.
Wanneer de instelling bevestigd is, gaat de cursor naar het
volgende instelpunt.
5
Om andere instelpunten te wijzigen, herhaalt u dezelfde
procedure vanaf stap 2.
Wanneer een instelpunt van een unit in een DICN-
LET OP
systeem is ingesteld, geldt dit instelpunt voor alle
andere units.
LET OP
Raadpleeg tevens "Instellingen voor variabel instelpunt
bepalen" op pagina 15.
De unit resetten
De units zijn uitgerust met drie soorten beveiligingen: unit-
beveiligingen, circuitbeveiligingen en netwerkbeveiligingen.
Wanneer een unit- of circuitbeveiliging wordt geactiveerd, wordt de
compressor uitgeschakeld. Het beveiligingsmenu geeft aan welke
beveiliging geactiveerd is. Het UNIT
weergavemenu zal OFF - SAFETY ACTIVE aangeven. Het rode
controlelampje in de π-toets licht op en de zoemer in de controller
wordt ingeschakeld.
Wanneer een netwerkbeveiliging wordt geactiveerd in een DICN-
configuratie zullen de slave-units die niet door het netwerk zijn
gedetecteerd, werken als autonome units.
Als een slave-unit niet door het netwerk kan worden gevonden,
zal het rode lichtje in de π-toets van de master-unit oplichten
en wordt de zoemer in de controller ingeschakeld.
Als de master-unit niet door het netwerk kan worden gevonden,
zal het rode lichtje in de π-toets van alle slave-units oplichten
en worden de zoemers in hun controllers ingeschakeld. Alle
units werken als autonome units.
Als de unit is uitgeschakeld door een stroomonderbreking, wordt zij
automatisch gereset en herstart zij zodra de stroomvoorziening is
hersteld.
Om de unit te resetten, gaat u als volgt te werk:
1
Druk op de π-toets om het alarm te bevestigen.
De zoemer wordt uitgeschakeld.
De
controller
overeenkomstige scherm van het beveiligingsmenu: unit-
beveiliging, circuitbeveiliging of netwerkbeveiliging.
het
2
Zoek de oorzaak van de uitval en verhelp het probleem.
Zie "Geactiveerde beveiligingen weergeven en de unitstatus
controleren" op pagina 17 en "Opsporen en verhelpen van
storingen" op pagina 19.
Wanneer een beveiliging kan worden gereset, zal het
controlelampje onder de π-toets beginnen te knipperen.
COOLING INLET SETP
COOLING OUTLET SETP
12¢
7
23¢
4
0$ 1 ¢
STATUS -scherm van het
schakelt
automatisch
over
7¢
20¢
0$ 1 ¢
naar
het
Gebruiksaanwijzing
10