Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Daikin EWAQ080DAYN Gebruiksaanwijzing pagina 16

Verberg thumbnails Zie ook voor EWAQ080DAYN:
Inhoudsopgave

Advertenties

OUTL WATER : uitlaatbesturing: bestuurt de capaciteit van de
unit aan de hand van de temperatuur van het uitlaatwater.
Om de manuele besturing te activeren, selecteert u
LET OP
MANUAL CONTROL als actuele stand. Om manuele
besturing te deactiveren, selecteert u een andere
stand.
Voor units in een DICN-configuratie:
Veranderingen in de besturing van één van de units
gelden automatisch voor alle andere units.
Manuele besturing kan alleen worden geselecteerd bij
units met de status DISCONNECT ON/OFF .
LET OP
De uitlaatstand is niet beschikbaar bij een DICN-systeem.
Submenu: Compressor
De lead/lag-instellingen bepalen
Selecteer in het COMPR.LEAD-LAG -scherm de gepaste stand en
bepaal
de
lead/lag-instellingen
compressor.
MODE
AUTO
: de voorrang hangt af van het aantal bedrijfsuren van de
afzonderlijke compressoren.
:
PRIORITY
C11>C12>C21>C22
voorbeeld heeft C11 de hoogste voorrang voor het opstarten, en
C22 de laagste voorrang.
Instellingen voor de capaciteitsbeperking bepalen
In het COMPR.CAP.LIMIT -scherm kunt u tot 4 instellingen voor de
capaciteitsbeperking configureren.
Een capaciteitsbeperking kan worden geactiveerd:
MODE :
NOT ACTIVE
: de capaciteitsbeperking is niet actief.
CHANG.DIG.INP.:
capaciteitsbeperking is geconfigureerd.
Raadpleeg "Instellingen op maat in het onder-
LET OP
houdsmenu", hoofdstuk "Instellen van de
veranderlijke digitale inputs en outputs" in de
montagehandleiding.
/
/
LIMIT 25%
50%
75%
bij CHANG.DIG.INP. of LIMIT
worden gedefinieerd ( C11 / 12 / 21 / 22 ).
OFF : Deze compressoren blijven altijd uitgeschakeld
ON : Deze compressoren worden nog steeds gebruikt door de
thermostaat naar gelang de vereiste last.
Submenu: Ventilator
Instelling voor geluidsarme stand definiëren
Het FAN LOW NOISE -scherm is alleen beschikbaar wanneer de
optie inverter-ventilatoren is geïnstalleerd (OPIF). Raadpleeg de bij
de optie geleverde handleiding.
Instellingen ventilator geforceerd aan
Laat de ventilatoren draaien zelfs wanneer de unit uitgeschakeld is.
OFF : de ventilatoren worden niet ingeschakeld.
ON : de ventilatoren worden geforceerd ingeschakeld.
CH.DIG.INP. : de ventilatoren draaien, afhankelijk van de
instellingen van de veranderlijke digitale input.
Gebruiksaanwijzing
15
(opstartvolgorde)
bij de instelling in dit
wanneer een veranderlijke input als
/
: capaciteitsbeperking activeren.
SET
SET moet elke compressor
Submenu: Pomp
Instellingen van de pompbesturing bepalen
In het PUMPCONTROL -scherm van het gebruikersinstelmenu kan de
gebruiker de leadtime en lagtime (opstartvolgorde) van de pomp
bepalen.
PUMPLEADTIME : voor het instellen van de tijdsduur die de
pomp moet draaien voordat de unit (of de compressor in een
DICN-configuratie indien PUMP
geselecteerd) kan opstarten.
PUMPLAGTIME : voor het instellen van de tijdsduur die de pomp
blijft draaien nadat de unit (of de compressor in een DICN-
configuratie indien PUMP ON IF: COMPR ON is geselecteerd)
is stilgelegd.
DAILY
geselecteerd, bepaal de starttijd (schaal van 24 uur).
Dit betekent dat de pomp op dat tijdstip ongeveer 5 seconden
zal draaien, zelfs wanneer de unit uitgeschakeld is.
Besturing van de dubbele pomp bepalen
voor
de
In het DUAL
gebruiker de besturing van twee pompen bepalen (hiervoor moet een
veranderlijke digitale output voor een tweede pomp geconfigureerd
zijn in het onderhoudsmenu). Raadpleeg de montagehandleiding.
MODE : gebruikt om het type besturing voor de twee pompen te
bepalen. Bij automatische rotatie moet u tevens het verschil in
bedrijfsuren invoeren.
AUTO ROTATION
verschil in RH.
PUMP 1>PUMP 2
PUMP 2>PUMP 1
OFFSET ON RH : gebruikt om het verschil in bedrijfsuren tussen
de twee pompen te bepalen. Gebruikt om te schakelen tussen
pompen bij automatische rotatie.
Submenu: Variabel instelpunt
Instellingen voor variabel instelpunt bepalen
Het instelpuntsignaal wordt "variabel instelpunt gebaseerd op
veranderlijke analoge input".
In het FLOATING SETPOINT -scherm van het gebruikersinstelmenu
kan de gebruiker het actieve instelpunt veranderen naar gelang de
omgevingstemperatuur. De bron en de instellingen van het variabel
instelpunt kunnen door de gebruiker worden geconfigureerd.
MODE : gebruikt om de stand van het variabel instelpunt te
bepalen.
NOT ACTIVE
AMBIENT
omgevingstemperatuur.
Instellingen:
CH. AI SLOPE NTC
basis van de veranderlijke analoge input (NTC-type).
Instellingen:
CH. AI SLOPE V-A
basis van de veranderlijke analoge input (V-A-type).
Instellingen:
CH.AI MAX VALUE
basis van de veranderlijke analoge input (V-A-type).
Instelling:
LET OP
ON
ON : selecteer Y (ja) of N (nee). Wanneer Y is
PUMP -scherm van het gebruikerinstelmenu kan de
: pomp 1 en pomp 2 wisselen af volgens het
: pomp 1 zal altijd eerst opstarten.
: pomp 2 zal altijd eerst opstarten.
: variabel instelpunt is niet geactiveerd.
: variabel instelpunt wordt gewijzigd op basis van de
MAXPOS
,
NEG
,
RF
of
SLOPE
: variabel instelpunt wordt gewijzigd op
,
,
of
MAXPOS
NEG
RF
SLOPE
: variabel instelpunt wordt gewijzigd op
,
,
of
MAXPOS
NEG
RF
SLOPE
: variabel instelpunt wordt gewijzigd op
.
MAXIMUM VALUE
In "Bijlage II" op pagina 26 vindt u een functioneel
schema met de werking van het variabel instelpunt.
Bedrijfsklare luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
ON is
IF:
COMPR
.
.
.
EWAQ080~260DAYN
4PW35556-1F – 2014.03

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave