Symptoom 5: Beveiligingen zijn geactiveerd en op het scherm staan
alarmberichten
5.1
Symptoom 5.1: Vorstbeveiliging is geactiveerd
(0A4:FREEZE UP)
M
OGELIJKE OORZAKEN
Te lage waterstroming.
Inlaattemperatuur aan de verdamper
is te laag.
De stromingsschakelaar werkt niet of
er is geen waterstroming.
TERUGSTELLEN
5.2
Symptoom 5.2: Stromingsschakelaar is geactiveerd
(0AE:FLOW HAS STOPPED)
M
OGELIJKE OORZAKEN
Geen waterstroming of te lage
waterstroming.
TERUGSTELLEN
5.3
Symptoom 5.3: Pompgrendelcontact is open
(0AE:PUMPINTERLOCK)
M
OGELIJKE OORZAKEN
Het pompgrendelcontact is niet
gesloten.
TERUGSTELLEN
5.4
Symptoom 5.4: Overstroombeveiliging ventilator is geactiveerd
(153/253:FAN OVERC. 1/2/3)
M
OGELIJKE OORZAKEN
Mechanische storing (ventilator is
geblokkeerd).
Er is te weinig luchtstroming in de
unit of de buitentemperatuur is te
hoog.
TERUGSTELLEN
5.5
Symptoom 5.5: EEV-driver werkt niet
(0A9:EEV PCB (COMM) ERR, 1A9/2A9:EEV ERR)
M
OGELIJKE OORZAKEN
De EEV-driver werkt niet.
5.6
Symptoom 5.6: De oververhittingstemperatuur is niet correct
(1A9/2A9:SUPERHEAT ERR)
M
OGELIJKE OORZAKEN
Oververhittingstemperatuur is te
hoog.
Oververhittingstemperatuur is te
laag.
De gemeten aanzuigtemperatuur is
meer dan 2°C hoger dan de
watertemperatuur aan de
verdamperinlaat.
Gebruiksaanwijzing
21
W
AT TE DOEN
Verhoog de waterstroming.
Verhoog de temperatuur van het
inlaatwater.
Controleer de stromingsschakelaar
en de waterpomp.
Na een temperatuurstijging wordt de
vorstbeveiliging automatisch
gereset, maar moet de circuit-
besturing nog worden gereset.
W
AT TE DOEN
Controleer het filter van de
waterpomp en het watercircuit op
verstoppingen.
Nadat u de oorzaak van de storing
heeft gevonden wordt de stromings-
schakelaar automatisch gereset,
maar de controller moet nog worden
gereset.
W
AT TE DOEN
Zorg ervoor dat een pomp-
grendelcontact juist bedraad is
wanneer de pomp begint te draaien.
Alleen als een pompcontactgever
geïnstalleerd is: Schakel de zwarte
hendel op de pompzekering in de
schakelkast en reset de controller.
W
AT TE DOEN
Controleer of de ventilator
onbelemmerd draait.
Reinig de luchtwarmtewisselaar
grondig.
Druk op de blauwe knop op de
ventilatorzekering in de schakelkast
en reset de controller.
W
AT TE DOEN
Controleer de voeding (24 V AC)
naar de EEV-driver.
Controleer of de op de EEV-driver
aangesloten druksensor niet defect is.
Controleer of de adresinstelling
met de DIP-schakelaar
overeenstemt met het
bedradingsschema.
W
AT TE DOEN
Controleer of de unit voldoende
koelmiddel bevat (geen schuim
merkbaar in kijkglas).
Controleer of de aanzuig-
temperatuursensor van de EEV-
driver in de voelerhuls in de
aanzuigbuis zit en niet loshangt.
Controleer of de EEV-driver of de
besturingsmotor van de EEV juist
bedraad is en werkt.
Controleer of de aanzuig-
temperatuursensor van de controller
in de voelerhuls zit en niet loshangt.
5.7
Symptoom 5.7: Hogedrukschakelaar en terugkeerfase wegens hoge druk
(1E3/2E3:HIGH PRESSURE SW, 1E3/2E3:HP SETBACK)
M
OGELIJKE OORZAKEN
De condensorventilator werkt niet
naar behoren.
De condensor is vuil of deels
geblokkeerd.
De inlaatluchttemperatuur van de
condensor is te hoog.
De ventilator draait in de
omgekeerde richting.
TERUGSTELLEN
5.8
Symptoom 5.8: Lage druk
(1E4/2E4:LOW PRESSURE)
M
OGELIJKE OORZAKEN
Er is te weinig waterstroming naar de
waterwarmtewisselaar toe.
Te weinig koelmiddel.
De unit werkt buiten het
werkingsbereik.
Inlaattemperatuur aan de
waterwarmtewisselaar is te laag.
Verdamper is vuil.
Instelling lagedrukbeveiliging te
hoog.
De stromingsschakelaar werkt niet of
er is geen waterstroming.
TERUGSTELLEN
5.9a
Symptom 5.9a: De compressor werkt niet (alleen voor SJ161-4)
(Thermische beveiliging van de compressor is geactiveerd)
M
OGELIJKE OORZAKEN
De temperatuur van de wikkeling van
de compressormotor is te hoog
omdat de compressormotor te veel
stroom opneemt (vraagt/vereist) en
niet voldoende wordt gekoeld door
het koelmiddel.
TERUGSTELLEN
W
AT TE DOEN
Controleer of de ventilatoren
onbelemmerd draaien. Maak ze
indien nodig schoon.
Verwijder eventuele obstakels en
maak de pijpenbundel van de
condensor schoon met een borstel
en een blazer.
De luchttemperatuur gemeten aan
de inlaat van de condensor mag niet
hoger zijn dan 43°C.
Verwissel twee fasen van de voeding
op de ventilatormotor (enkel door
een erkend elektricien).
Na een drukstijging wordt deze
beveiliging automatisch gereset,
maar de controller zelf moet nog
worden gereset.
W
AT TE DOEN
Verhoog de waterstroming.
Controleer de unit op lekken en vul
indien nodig koelmiddel bij.
Controleer de
bedrijfsomstandigheden van de unit.
Verhoog de temperatuur van het
inlaatwater.
Maak de verdamper schoon of neem
contact op met uw plaatselijke
dealer.
Zie de montagehandleiding
"Aanpassingen in het
onderhoudsmenu", paragraaf
"Instellen van de
minimumtemperatuur van het
uitlaatwater" voor de juiste waarden.
Controleer de stromingsschakelaar
en de waterpomp.
Na een drukstijging wordt deze
beveiliging automatisch gereset,
maar de controller zelf moet nog
worden gereset.
W
AT TE DOEN
Controleer op koelmiddellekken.
Repareer eventuele lekken en vul
dan extra koelmiddel bij tot u geen
schuim meer ziet in het kijkglas in de
vloeistoflijn.
Zorg ervoor dat de unit binnen haar
werkingsbereik werkt (te hoge
omgevingstemperatuur of te hoge
watertemperatuur).
Controleer of de compressormotor
niet vergrendeld is.
Na een temperatuurdaling wordt de
thermische beveiliging automatisch
gereset en start de compressor weer
op. De controller detecteert dit niet.
Raadpleeg uw dealer als de
beveiliging regelmatig geactiveerd
wordt.
EWAQ080~260DAYN
Bedrijfsklare luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW35556-1F – 2014.03