Volg deze instructies om een document te scannen en naar een map te sturen:
1. Plaats het document met de afdrukzijde omhoog in de ADF of met de afdrukzijde
2. Raak MAP aan op het display van het bedieningspaneel.
3. Alle door de beheerder opgegeven mappen worden vermeld in de lijst Mappen. Raak
Het opgeven van een map betekent niet dat deze permanent aan de lijst wordt toegevoegd.
Opmerking
Neem contact op met de systeembeheerder als u een nieuwe mapbestemming aan de lijst
met standaardmappen wilt toevoegen.
4. Geef een bestandsnaam op door de knop Bestandsnaam aan te raken. De
5. Raak Start aan als u klaar bent om het document te verzenden. Het document wordt
Instellingen wijzigen
Voordat u een document naar een map verzendt, kunt u de volgende instellingen wijzigen
door de knop Mapinstellingen aan te raken:
●
●
Als het document uit meerdere pagina's bestaat, vormen de indelingen .PDF en .MTIFF één
Opmerking
bestand dat alle pagina's bevat. De indelingen .TIFF en .JPEG vormen één bestand voor
elke gescande pagina. Zie
bestandsindelingen.
●
●
●
Naar workflow verzenden
Als de systeembeheerder de workflow-functionaliteit heeft ingeschakeld, kunt u een
document scannen en dat naar een willekeurige workflow-bestemming verzenden. Een
workflow-bestemming geeft u de mogelijkheid om extra informatie met het gescande
document mee te sturen naar een opgegeven netwerk- of FTP-locatie. Via prompts in het
bedieningspaneel wordt om specifieke informatie gevraagd. De toepassingen van derden
die de netwerk- of FTP-map controleren, kunnen dan de informatie ophalen en ontcijferen
en de gevraagde actie op de gescande afbeelding uitvoeren. Ook kan de systeembeheerder
een printer instellen als workflow-bestemming, zodat gebruikers een document kunnen
scannen en het rechtstreeks op een netwerkprinter kunnen afdrukken.
NLWW
omlaag op het scannerglas.
het selectievakje aan om een bestaand pad te selecteren. Raak de knop Overige aan
om een nieuwe map op te geven. Typ het pad voor de map met gebruik van de
toetsenbordinterface die wordt weergegeven. Raak OK aan op het toetsenbordscherm
om het nieuwe pad op te slaan. De software controleert of u een geldige padnaam hebt
opgegeven.
Bestandsnaam-interface bevat een toetsenbord waarmee u de bestandsnaam kunt
typen. Het opgeven van een bestandsnaam is optioneel. Als u geen bestandsnaam
opgeeft, wijst de software tijdens het opslaan een unieke bestandsnaam toe aan het
bestand.
dan gescand. Statusberichten geven de vooruitgang van de verzendbewerking aan.
Scanvoorkeuren: Selecteer zwart-wit of kleur.
Bestandstype: Selecteer .PDF, .TIFF, .MTIFF of .JPG.
Scanresolutie: 75, 150, 200, 300, 400 of 600 dpi
Bestandsgrootte: klein, standaard of groot.
Beeldverbetering: wijzig de instellingen voor de scherpte of voor het verwijderen van
de achtergrond voor de gescande afbeelding.
Bestandsindelingen
voor meer informatie over de afzonderlijke
Documenten verzenden
27