De temperatuur van de camcorder is erg
laag. Schakel de camcorder uit en breng deze
naar een warme plek. Laat uw camcorder
opwarmen en schakel deze vervolgens in.
De lens is niet correct bevestigd. Bevestig de
lens opnieuw.
Het toegangslampje blijft branden of
knipperen nadat de opname is gestopt.
De scène die u zojuist hebt opgenomen, wordt
vastgelegd op de geheugenkaart.
Het beeldveld ziet er anders uit.
Het beeldveld kan er anders uitzien afhankelijk
van de toestand van de camcorder. Dit duidt
niet op een storing.
De werkelijke opnameduur voor films is
minder dan de verwachte opnameduur
van het opnamemedium.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden
kan de beschikbare opnameduur korter zijn,
bijvoorbeeld bij het opnemen van een snel
bewegend onderwerp enz. (p. 104).
De camcorder stopt met werken.
De temperatuur van de camcorder is erg hoog.
Schakel de camcorder uit en laat deze afkoelen
op een koele plek.
De temperatuur van de camcorder is erg
laag. Schakel de camcorder uit en breng deze
naar een warme plek. Laat uw camcorder
opwarmen en schakel deze vervolgens in.
Er is een tijdverschil tussen het moment
waarop u op START/STOP drukt en het
moment dat de opgenomen film start/
stopt.
Op uw camcorder kan er een klein tijdverschil
zijn tussen het moment waarop u op
START/STOP drukt en het moment dat de
opgenomen film werkelijk start/stopt. Dit
duidt niet op een storing.
Fotograferen gaat traag.
De ruisonderdrukkingsfunctie is geactiveerd.
Dit duidt niet op een storing.
De beeldverhouding van de film (16:9
(breedbeeld)/4:3) kan niet worden
gewijzigd.
De beeldverhouding van films met
hogedefinitiekwaliteit (HD) is 16:9
(breedbeeld).
Automatisch scherpstellen functioneert
niet.
Het onderwerp bevindt zich te dichtbij.
Controleer de minimale opnameafstand van
de lens.
Er is onvoldoende omgevingslicht.
De opnameomstandigheden zijn niet geschikt
voor automatisch scherpstellen. Pas de
scherpstelling handmatig aan (p. 42).
SteadyShot werkt niet.
Bevestig een lens die compatibel is met de
functie SteadyShot.
Stel [
SteadyShot] in op [Actief] of
[Standaard], [
79).
Opnames maken met de flitser lukt niet.
Schakel de externe flitser in (los verkrijgbaar).
De flitser is niet correct bevestigd. Bevestig de
flitser opnieuw.
U kunt de flitser niet gebruiken om films op
te nemen.
Wazige, witte, ronde vlekken verschijnen
op beelden opgenomen met een flitser.
Deeltjes (stof, pollen enz.) in de lucht hebben
het flitslicht gereflecteerd en worden op het
beeld weergegeven. Dit duidt niet op een
storing.
Het beeld dat met de flitser werd
gefotografeerd, is te donker.
Als het onderwerp zich buiten het bereik van
de flitser (de afstand tot waar de flitser reikt)
bevindt, dan zullen de beelden donker zijn
omdat de flitser het onderwerp niet belicht.
Als de ISO-waarde gewijzigd wordt, wordt het
flitserbereik ook gewijzigd.
NL
SteadyShot] op [Aan] (p. 78,