Inbedrijfstelling
6.5 Lokale inbedrijfstelling
Stroom bij hoogste kalibratiepunt
Stelt de lusstroom in die wordt geproduceerd door de generieke mA-sensor wanneer het
materiaal zich op het hoogste kalibratiepunt bevindt.
Instelling
Standaard
Deze parameter is alleen zichtbaar wanneer een generieke mA-sensor is aangesloten.
Laagste kalibratiepunt
Stelt afstand in van het sensorreferentiepunt tot het laagste kalibratiepunt: gewoonlijk het
procesleegniveau.
Instelling
Standaard
Hoogste kalibratiepunt
Stelt afstand in van het sensorreferentiepunt tot het hoogste kalibratiepunt: gewoonlijk het
procesvulniveau.
Instelling
Standaard
Responsiesnelheid
Stelt de reactiesnelheid in van het apparaat op wijzigingen in de meetwaarden in het
doelbereik.
Gebruik een instelling die net iets sneller is dan de maximale vul- of leegsnelheid (de hoogste
snelheid van beide).
Instelling
Standaard
Opmerking
Snelheidsparameters
Alarm- en limietparameters voor vul- en leegsnelheid werken samen en worden beïnvloed
door de parameter "Reactiesnelheid" (ingesteld in de wizard "Snelle inbedrijfstelling"). De
snelheidsparameters passen zich automatisch aan als de parameter "Reactiesnelheid" wordt
gewijzigd, maar alle wijzigingen aan de snelheidsparameters na voltooiing van de wizard
hebben voorrang op de instelling van de reactiesnelheid. Zie menu Snelheid (2.1.8).
54
4 ... 20 mA
20 mA
Sensorspecifiek
6 m
Sensorspecifiek
0 m
Langzaam
Medium
Snel
Langzaam
0,1 m/min. (vul/leegsnelheid)
1,0 m/min. (vul/leegsnelheid)
10,0 m/min. (vul/leegsnelheid)
SITRANS LT500 met mA/HART-sensoringangen
Beknopte bedieningshandleiding, 05/2022, A5E52003504-AA