4.5 Draaimomenten voor Rotex ZS-DKM-H koppeling
0914.46
Draaimomenten voor inbusbouten, 0914.46 en 0914.47,
overeenkomstig DIN EN ISO 4762-12.9
Boutafme-
Asdiameter
ting
24
M6x20
28
M8x25
38
M8x30
42
M10x30
48
M12x35
55
M12x40
65
M12x40
75
M16x50
4.6 Installeren in de leiding
WAARSCHUWING
Mechanische overbelasting!
▲ De dood, lichamelijk letsel, schade aan de eigen-
dommen.
► Gebruik de pomp of de aansluitbussen niet om
de leiding te ondersteunen (EN 809 5.2.1.2.3 en
EN ISO 14847).
► Volg, naast de algemene regels voor machine-
en installatiebouw, ook de instructies van de
fabrikant van de gebruikte verbindende elemen-
ten (bijv. flenzen) bij het installeren van de pomp
in de leiding of het systeem. Deze specificaties
bevatten gegevens over aandraaimomenten,
maximaal toegestane hoekbocht en te gebruiken
gereedschappen/ hulpmiddelen.
► Controleer de uitlijning van de koppeling na het
aansluiten van de leidingen.
► Het is absoluut van belang dat u de pomp niet
tordeert.
LET OP
Mechanische overbelasting als gevolg van
vreemde voorwerpen!
▲ Schade aan eigendommen.
Voorzichtig
► De aanzuig- en persaansluitingen zijn afgedicht
met plastic folie, en de spoel- en afvoerleidingen
met plastic dopjes. Deze moeten worden verwij-
derd voordat de pomp in het systeem wordt geïn-
stalleerd.
0914.47
Aantal
Max. draaimo-
schroeven
ment [Nm]
2
14
2
35
2
35
2
69
2
120
2
120
2
295
2
580
LET OP
Drooglopen!
▲ Schade aan eigendommen.
► De zuigleiding moet absoluut lekdicht zijn en
zodanig gelegen zijn dat geen luchtpakketjes
kunnen worden gevormd.
► Vermijd nauwe bochten en kleppen direct aan de
zuigzijde van de pomp. Ze belemmeren de inko-
mende stroom naar de pomp en dus de NPSH
('netto positieve zuighoogte') van het systeem.
► De nominale leidingdiameters van het systeem
dienen gelijk aan of groter dan de koppelstukken
van de pomp te zijn.
► Een voetklep dient te worden gebruikt in de stand
voor aanzuigwerking.
► Om te voorkomen dat luchtpakketjes worden
Voorzichtig
gevormd, moet de zuigleiding zo worden geposi-
tioneerd dat deze stijgt in de richting van de
pomp; een gravitaire toevoerleiding moet worden
gepositioneerd met een lichte daling in de rich-
ting van de pomp.
► Als het door plaatselijke omstandigheden niet
mogelijk is om de zuigleiding continu te laten
dalen, installeer dan een ontluchter in het hoog-
ste punt van de leiding.
► Er dient een afsluitklep in de zuigleiding nabij de
pomp te worden geïnstalleerd. Deze klep moet
volledig open zijn tijdens bedrijf en mag nooit
worden gebruikt als regelklep.
► Er moet een afsluiter worden geïnstalleerd in de
persleiding, dichtbij de pomp, om het debiet te
regelen.
Afb. 6 Installeren in de leiding
Boven: stand voor gravitaire toevoer | onder: stand voor aan-
zuigwerking | P - pomp | M - motor
De langs elkaar glijdende vlakken van de mechanische afdichting
worden gesmeerd met de verpompte vloeistof. De betekent dat
een bepaalde mate van lekkage kan worden verwacht bij de
afdichting.
Na de aanloopperiode zal deze lekkage minimaal zijn. Onder nor-
male omstandigheden verdampt de ontsnappende vloeistof, wat
inhoudt dat het moeilijk is om een niet-perfecte afdichting te
detecteren. Sommige verpompte vloeistoffen verdampen echter
niet. In dit geval kan ontsnappende vloeistof worden gezien als
een klein lek.
Drooglopen
Om de pompas op juiste wijze af te dichten van het pomphuis is
er voor mechanische afdichting een smerende laag tussen de
glijdende vlakken nodig.
Deze smerende laag bestaat uit de verpompte vloeistof. In
mechanische afdichtingen met dubbele werking bevat deze sme-
rende laag ook de spoelvloeistof.
Drooglopen treedt op wanneer deze smerende laag wegslijt. Door
drooglopen raakt de mechanische afdichting in slechts enkele
seconden defect (zie afb. 7).
P
M
P M
11