3.2. Productflow instellen
stabiele regeling kan worden bereikt. Zie de informatie van de
fabrikant van de flowmeter.
Minimumstroming spuitkop (alle tanks): hier wordt de
l
minimumstroming ingesteld die een adequaat sproeipatroon
creëert. In de automatische modus staat het systeem geen regeling
toe onder de flowsnelheid die berekend is op basis van de
minimumstroming sproeikop vermenigvuldigd met het aantal
geactiveerde sproeikoppen. Zie de informatie van de fabrikant van
de sproeikop.
Stortklep omkeren: de stortklep laat vloeistof terug in de tank.
l
Soms is de klep zo bedraad dat hij in de tegenovergestelde
richting kan werken. Als u wilt toestaan dat de stortklep in
omgekeerde richting werkt, selecteert u Stortklep omkeren.
Balanced valves: de software van de sproeier kan systemen
l
aansturen die gebruikmaken van uitgebalanceerde kleppen. Als ze
gesloten zijn, leiden deze kleppen de stroming uit de
spuitboomsectie om, terug naar de tank. Deze omgeleide stroming
is instelbaar. Hierdoor kan het systeem de sproeierdruk in stand
houden wanneer de secties worden uit- of ingeschakeld. Als bij
een normaal systeem een sectie wordt uitgeschakeld, werkt de
sproeier met een kleinere breedte en vermindert de regelaar de
druk om de stromingssnelheid voor de resterende sproeierbreedte
gelijk te houden. Dit kan gevolgen hebben voor de werking van
de sproeikoppen en dus voor de effectiviteit van de sproeier. Bij
een systeem met gebalanceerde kleppen wordt de druk
gehandhaafd en is het sproeipatroon dus altijd optimaal.
22