Bedieningsvoorschrift B-Serie
13 Beveiligingen.
Extra aandachtspunt(en) bij ATEX pompen.
Monteer altijd de juiste beveiligingen voor de juiste ATEX omgeving.
13.1 Samenvatting van toe te passen beveiligingen
In onderstaande tabel is samengevat wanneer welke beveiligingen moeten worden toegepast:
Beveiliging
Temperatuurbewaking
In het tussenhuis
Temperatuurbewaking
bij het kogellager
Koelmiddelbewaking
Overdrukbeveiliging
Onderdrukbeveiliging
Beveiligingen E-motor
Let op: de beveiligingsregeling (besturing) moet aan bepaalde eisen voldoen. Zie paragraaf 13.7
13.2 Temperatuur bewaking:
Monteer een temperatuur sensor (PT100) in het tussenhuis (Alleen bij Cat.2 pompen).
Indien van toepassing: monteer een temperatuur sensor (PT100) bij het niet-levensduurgesmeerde vetlager
indien deze niet regelmatig wordt gesmeerd.
De temperatuur sensor schakelt de pomp af op de ingestelde temperatuur.
Stel de sensor in volgens tabel voor categorie:
Temperatuur klasse.
T1
T2
T3
T4
Bij categorie 3 gelden dezelfde temperaturen, echter daar hoeft geen temperatuur sensor toegepast te
worden in het tussenhuis.
Versie 2.4, Nl
Omgeving
Type sensor
Gas
Ex II 2G T4
Stof
Ex II 2D T4
Paragraaf
13.2
13.2
levensduurgesmeerde
vetlagers die niet regelmatig
worden gesmeerd.
13.3
Alleen bij verpompen van
vluchtige vloeistof.
13.4
Alleen nodig bij verpompen
van vluchtige vloeistof en/of
gevaarlijke vloeistof.
13.5
Alleen bij verpompen van
vluchtige vloeistof.
13.6
Temperatuur. Veilige sensor
setting
450°C
370°C
300°C
230°C
200°C
140°C
135°C
80°C
Pagina 77 van 81
Categorie 2
(zones 1,21)
Altijd
Alleen bij niet-
Altijd
Maximum toelaatbare vloeistof
temperatuur
180°C
180°C
120°C
65°C
Categorie 3
(zones 2, 22)
Niet nodig
Alleen bij niet-
levensduurgesmeerde vetlagers
die niet regelmatig worden
gesmeerd.
Niet nodig
Niet nodig
Niet nodig
Altijd
21-10-2005