5.4
Waterinstallatie
5.4.1
Overzicht waterinstallatie
G 3/8"
Z261
125...1250µS/cm
1...10 bar
1...40 °C
5.4.2
Opmerkingen bij de waterinstallatie
Voor de aansluiting van de watertoevoerleiding en de waterafvoerleiding moet de unit worden ge-
opend. Ga als volgt te werk: draai de bevestigingsschroef van het voorpaneel aan de onderkant van
de unit enkele slagen los, verwijder dan het voorpaneel. neem de twee schroeven van het zijpaneel
los. Duw dan voorzichtig het zijpaneel naar voren, draai het naar links en hang het aan de nokken
op het achterpaneel.
Watertoevoer
De watertoevoer moet worden uitgevoerd volgens de figuur in hoofdstuk 5.4.1 en de van toepassing
zijnde plaatselijke voorschriften voor waterinstallaties. De gegeven aansluitspecifiatie moet in acht
worden genomen.
– De filterklep (accessoire "Z261", of als alternatief een afsluitklep en een 5 µm waterfilter) moet
zo dicht mogelijk bij de stoom-luchtbevochtiger worden gemonteerd.
– toegestane druk in het waterleidingnet 1.0 tot 10.0 bar (waterslagvrijsysteem)
Voor drukken >10 bar, moet de aansluiting worden gemaakt via een drukreduceerventiel (ingesteld
op 1.0 bar). neem voor drukken <1.0 bar contact op met uw nordmann leverancier.
G 3/4"
ø22 mm
min. 10 %
–
DS22
ø10/8 mm
≥ 40 mm
min. 10 %
–
33
WDH