I
NSTALLATIE
nl
nl-22
2.7.3 De voeding aansluiten
Waarschuwing:
w
Verzeker u ervan dat de netvoeding is uitge-
schakeld.
Voer het volgende uit bij elk toestel:
1. Leg de voedingskabel aan naar het toestel:
•
Leid de kabel naar keuze door gat1,2 of3. U kunt de
kabel eventueel door een aangrenzend toestel leiden.
•
U kunt zonodig de kabeldoorvoerplaat van gat2 of3 ver-
wisselen.
•
Leg de kabel in de kabelruimte4.
Waarschuwing:
w
Laat de kabel niet los liggen of hangen.
•
Breng in het gebruikte doorvoergat een wartel aan voor
trekontlasting.
2. Sluit de voedingskabel op de werkschakelaar5 (blauw),
volgens het aansluitschema. Sluit de aarde aan op het
aansluitblok6(groen en geel).
Zie ook:
1.2.3 "Aanverwante documentatie", pagina 4
2.7.4 De besturingskabel aansluiten in de toestellen
1. Leg de besturingskabel tussen de regeleenheid en één toe-
stel naar keuze, en tussen de toestellen onderling.
•
Leid de kabel naar keuze door gaten 2 en 3. U kunt de
kabel naar keuze aan beide uiteinden van de rij toestellen
naar binnen leiden.
•
Leg de kabel in de kabelruimte 4.
Waarschuwing:
w
Laat de kabel niet los liggen of hangen.
•
Breng in het gebruikte doorvoergat een wartel aan voor
trekontlasting.
2. Sluit in elk toestel de besturingskabel aan op het aansluit-
blok 7, volgens het aansluitschema.
Zie ook:
1.2.3 "Aanverwante documentatie", pagina 4
I
-
NDUSTRIE
LUCHTGORDIJN