3. Selecteer Show Info (Toon info) in het menu Printers. Het
dialoogvenster Printer Info (Printerinfo) verschijnt.
4. Breng de nodige wijzigingen aan en sluit het dialoogvenster.
5. Stop Print Center (Afdrukbeheer).
Printerdriverinstellingen
Met de printerdriver kunt u instellingen wijzigen voor
afdruktaken. U kunt instellingen voor de printerdriver opgeven
via de dialoogvensters Page Setup (Pagina-instelling) en Print van
de toepassing die u gebruikt om af te drukken. De beschikbare
instellingen zijn in de dialoogvensters Page Setup (Pagina-
instelling) en Print op de volgende wijze gegroepeerd:
Dialoogvenster Page Setup (Pagina-instelling): Instellingen
die betrekking hebben op de eigenschappen van de pagina
die moet worden afgedrukt, bijvoorbeeld papierformaat,
afdrukstand en marges, zijn ondergebracht in dit
dialoogvenster.
Dialoogvenster Print: Alle andere afdrukinstellingen,
bijvoorbeeld papierbron, resolutie en overige PostScript-
instellingen zijn ondergebracht in dit dialoogvenster.
Welke instellingen uiteindelijk beschikbaar zijn, verschilt per
toepassing.
Het dialoogvenster Page Setup (Pagina-instelling)
Als u in het menu File (Archief) Page Setup (Pagina-instelling)
kiest, wordt het dialoogvenster Page Setup geopend. Het
dialoogvenster kent drie tabbladen met configuratie-opties: Page
Attributes (Paginakenmerken), Custom Page Default
(Aangepaste paginastandaard) en Summary (Overzicht).
PostScript-printersoftware gebruiken (Macintosh)
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
179