6.
Startprocedure:
NB: Modellen met elektronische brandstofinjectie (EFI) ‑ Zet de versneldstationairhendel of voorziening voor
alleen gas niet naar voren. Het elektronische startsysteem zorgt voor de voorinspuiting (choke) van de motor en
voert het stationaire toerental op.
a -
volledig gesloten stand
•
EFI‑motoren ‑Draai de contactsleutel naar de stand "START". Als de motor niet binnen tien seconden
aanslaat, draait u de sleutel terug naar de stand "ON" (Aan), wacht u 30 seconden en probeert u het
nogmaals.
•
Motoren met carburateur ‑ Draai de contactsleutel naar de stand "ON" (Aan). Draai de contactsleutel
naar "START" en start de motor. Als de motor niet binnen tien seconden aanslaat, wacht u 30 seconden
en probeert u het nogmaals. Houd het motortoerental na het starten onder 2500 omw/min om
overtoerental van de motor te voorkomen.
•
Koude motor (met carburatie) ‑Zet de versneldstationairhendel of de voorziening voor alleen gas op
de middelste stand (1/2). Draai de contactsleutel naar de stand "ON" (Aan). Druk de contactsleutel in
en houd hem 6 seconden ingedrukt om de motor voor in te spuiten voordat hij getornd wordt. Draai de
contactsleutel naar "START" en start de motor. Als de motor niet binnen tien seconden aanslaat, wacht
u 30 seconden en probeert u het nogmaals. Als de motor begint in te houden, nogmaals voorinspuiten
(op sleutel drukken). Houd het motortoerental na het starten onder 2500 omw/min om overtoerental
van de motor te voorkomen.
•
Verzopen motor starten (met carburatie) ‑Zet de versneldstationairhendel of de voorziening voor alleen
gas in de hoogste stand. Torn de motor 10 seconden zonder de koudstartpomp in te schakelen. Wacht
30 seconden en herhaal dit tot de motor aanslaat. Begin het motortoerental onmiddellijk te verlagen
nadat de motor is aangeslagen.
7.
Controleer nadat de motor is gestart of er een ononderbroken straal water uit de indicatieopening van de
waterpomp komt.
BEDIENING
N
ob00351
a
b
b -
ob00354
36
a
b
ob00353
maximum versneld‑stationairstand