Foto's maken van een onderwerp met tegenlicht
Als de achtergrond in vergelijking met het onderwerp te licht is, wordt de belichting op de lichte
plekken beïnvloed en lijkt het onderwerp donkerder. Dit komt omdat de camera de belichting
bepaalt naar aanleiding van de helderheid van het hele scherm.
• Zet [METERING] op [n] (spotmeting) om de belichting van het onderwerp in het midden van het
beeld te meten. Om de compositie te veranderen, zet u het onderwerp in het midden van de beeld.
Terwijl u de knop AEL / AFL ingedrukt houdt, verandert u de compositie en drukt u de ontspanknop
in. g"Lichtmeetmethode wijzigen" (Blz. 47)
• Activeer de flitser, zet de flitserfunctie op [#] (invulfiltsen) en neem de foto. U kunt een object
fotograferen met tegenlicht zonder dat het gelaat van het object donkerder lijkt. [#] (invulflitsen)
wordt gebruikt voor het fotograferen met tegenlicht en onder TL-licht en ander kunstlicht.
g"Flitserfunctie instellen" (Blz. 66)
Foto is te licht of te donker
Bij het maken van foto's in de standen S of A kan de aangegeven sluitertijd of het aangegeven
diafragma gaan knipperen. Dit geeft aan dat er geen correcte belichting mogelijk is. Als u de
foto zo neemt, wordt de foto te licht of te donker. Als dat gebeurt, verandert u het diafragma of
de sluitertijd.
g"Diafragmavoorkeuze" (Blz. 43), "Sluitertijdvoorkeuze" (Blz. 44), "Waarschuwingsindicatie
belichting" (Blz. 118)
Onbekende heldere puntjes verschijnen op het onderwerp van de gemaakte foto
Dit kan worden veroorzaakt door vastgeraakte pixel(s) op het beeldopneemelement. Voer
[PIXEL MAPPING] uit. Als het probleem niet is opgelost, herhaalt u Pixel Mapping een paar
keer. g"Pixel mapping – Controleren van de beeldbewerkingsfuncties" (Blz. 112)
Aanvullende fotografeertips en -gegevens
Het aantal foto's dat gemaakt kan worden, verhogen
Het opgenomen beeld wordt op het geheugenkaartje opgeslagen. Hieronder wordt beschreven
hoe u meer beelden kunt opslaan.
• Verander de beeldkwaliteit.
De grootte van een beeld is afhankelijk van de beeldkwaliteit. Als u niet zeker weet hoeveel plaats
er op het kaartje beschikbaar is, verandert u de beeldmodus en neemt u de foto. Hoe kleiner de
resolutie en hoe hoger de compressiefactor, des te kleiner zal de omvang van het fotobestand
worden. Om de bestandsgrootte te beperken, combineert u een lage resolutie met een hoge
compressiefactor en legt u deze instelling vast met [K SET].
U kunt het aantal pixels nog verder terugbrengen door bij [PIXEL COUNT] een lager aantal
pixels in te stellen voor de resoluties [X] of [W]. g"De beeldkwaliteit selecteren" (Blz. 59),
"K SET" (Blz. 88), "PIXEL COUNT" (Blz. 88)
• Gebruik een kaartje met een grote opslagcapaciteit.
Het aantal beelden dat kan worden opgeslagen is afhankelijk van de capaciteit van het kaartje.
Gebruik een kaartje met een grote opslagcapaciteit.
Gebruik van een nieuw kaartje
Als u een kaartje gebruikt van een andere merk dan Olympus of een kaartje met een andere
12
toepassing, zoals voor een computer, wordt de melding [CARD ERROR] weergegeven. Om
het kaartje met deze camera te gebruiken, dient u de [FORMAT]-functie te gebruiken om het
kaartje te formatteren. g"Het geheugenkaartje formatteren" (Blz. 114)
106
NL