7.2
Instellen van de strooihoeveelheid
De vereiste stand van de schuiven voor de gewenste
strooihoeveelheid
wordt
doseerschuiven
elektronisch
calibratiefactor voor de kunstmest wordt met een
testrit
vastgesteld.
bedieningshandleiding van de AMADOS III-D of
Jobcomputer).
7.3
Instellen van de werkbreedte
De werkbreedte wordt door de strooi-eigenschappen
van
de
betreffende
belangrijkste invloeden op de strooi-eigenschappen
vormen, de korrelgrootte, het soortelijk gewicht,
oppervlakte ruwheid en de vochtigheid. Afhankelijk
van de betreffende kunstmestsoort kunnen met de
"Omnia-Set" strooischotels (Fig. 17) verschillende
werkbreedten worden ingesteld.
Voor het instellen van de verschillende werkbreedten
(afstanden tussen de rij-/spuitsporen) worden de
strooischoepen altijd om het draaipunt (Fig. 17/1),
horizontaal, traploos versteld
Door de strooischoepen, in draairichting
van de strooischotels gezien, te verdraaien
17/a)
(naar
een
hogere
schaalverdeling) vergroot men de werkbreedte.
Bij
zwenken
tegenovergesteld
draairichting
(Fig. 17/b)
kleiner. De korte zwenkschoep verdeelt de
kunstmest overwegend in het midden van het
strooibeeld,
terwijl
overwegend
in
het
strooien.
De strooischoepen van de strooischotel OSE-T 18-48
zijn telescopisch (Fig. 17/c).
voor
werkbreedte
-
ingeschoven.
voor
werkbreedte
-
uitgetrokken.
Instellingen
met
de
beide
ingesteld.
(zie
hiervoor
kunstmest
beïnvloed.
.
getallenwaarde
van
aan
, wordt de werkbreedte
de
lange
strooischoep
buitenste
segment
Í
18-28m
telescoop
Í
27-48m
telescoop
De
de
De
(Fig.
de
de
zal
Fig. 17
29
ZA-M Ultra prof iS DB 561 12.01