13. Toegestane asbelasting van de trekker in acht
nemen!
14. Maximale
transportafmetingen
wegen-verkeerswetgeving in acht nemen!
15. Transportuitrusting,
waarschuwingsborden en bescherminrichtingen
monteren en controleren!
16. Bedieningskoorden voor de snelkoppelingen
moeten los hangen en wel zodanig, dat ze niet
kunnen blijven haken en zelfstandig in actie
treden!
17. Tijdens het rijden de bestuurdersplaats nooit
verlaten!
18. Rijgedrag, stuur- en remkwaliteiten worden door
aanbouw
of
getrokken
ballastgewichten beïnvloed. Let daarom op
voldoende stuur- en remkwaliteit!
19. Bij
het
heffen
driepuntshefinrichting, wordt de vooras van de
trekker ontlast. Zorg voor voldoende belasting
van
de
vooras
trekkerfabrikant), deze moet minstens 20% van
het van het eigengewicht van de trekker
bedragen!
20. Houd bij het nemen van bochten rekening met
het uitzwenken en/of de centrifugale kracht van
de
Om het slingeren van de aangebouwde machine
te
voorkomen,
driepuntshefinrichting vastzetten.
21. Machine
alleen
beschermende delen aangebracht en in positie
zijn!
22. Niet binnen de actieradius van de machine
komen.
Gevaar
kunstmestdeeltjes. Voor het inschakelen van
de strooischotels iedereen uit de werpzone
van de kunstmeststrooier weg sturen. Niet in
de buurt van de draaiende strooischotels
komen.
23.
De kunstmeststrooier alleen vullen als de
trekkermotor stil staat, de contactsleutel is
uitgenomen en de doseerschuiven gesloten zijn.
24. Niet binnen het draai- en zwenkbereik van de
machine
25. Hydraulische opklapelementen mogen alleen
worden bediend als zich niemand binnen het
zwenkbereik bevindt!
26. Delen die van buitenaf worden bediend (bijv.
hydraulisch) bestaat gevaar voor verwonding en
afklemmen!
Veiligheid
volgens
zoals
verlichting,
werktuigen
van
de
machine
in
(zie
handleiding
van
machine!
de
hefarmen
van
gebruiken
wanneer
door
weggeslingerde
komen.
27. Voor het verlaten van de trekker de machine op
de grond zetten, motor afzetten en contactsleutel
uitnemen!
de
28. Tussen trekker en werktuig mag zich niemand
bevinden, zonder dat de trekker tegen wegrijden
is beveiligd met de handrem en/of stopwig!
29. Let op het toegestane laadvermogen! Houd
rekening met het soortelijk gewicht [kg/l] van het
te strooien materiaal. De soortelijke gewichten
van de kunstmest vindt u in de strooitabel en
moeten worden berekend. Zie hiervoor hfdst. 1.2
30. De aanhangwagenkoppeling dient voor het
aankoppelen
aanhangwagens indien:
-
de rijsnelheid van maximaal 25 km/u niet
en
wordt overschreden.
-
de aanhangwagen is voorzien van een
oplooprem of reminstallatie, die door de
de
bestuurder kan worden bediend.
-
het
de
aanhangwagen niet meer bedraagt dan het
1,25 voudige van het brutogewicht van de
trekker, ecter met een maximum van 5 t.
Het meevoeren van eenassige aanhangwagens
aan de driepuntsmachine is verboden.
31. Geen
vreemde
voorraadtrechter leggen!
de
32. Bij de afdraaiproef op gevaarlijke plaatsen door
rotende machinedelen letten!
alle
33. Strooier
verplaatsen gevaar voor omkippen)!
34. Wordt de machine met volle voorraadtrechter
over lange afstanden vervoerd met gesloten
doseerschuiven en in uitgeschakelde toestand
(transportritten naar het veld), voor met strooien
te beginnen, dwz. voordat de aftakas wordt
ingeschakeld,
openzetten. Vervolgens de aftakas langzaam
inschakelen en kortstondig stationair laten
strooien. Pas dan de doseerschuiven op de
gewenste stand instellen en met strooien
beginnen.
35. Bij het strooien van perceelgrenzen, langs open
water
of
gebruiken.
Voor het gebruik letten op de juiste montage van
de bevestigingsdelen, in het bijzonder de
bevestiging
schoepen!
van
werktuigen
en
toegestane
gewicht
voorwerpen
nooit
gevuld
wegzetten
de
doseerschuiven
wegen,
de
kantstrooi-inrichting
van
de
strooischotels-
ZA-M Ultra prof iS DB 561 12.01
15
2-assige
van
de
in
de
of
volledig
en