6.2.3 Motorbeveiliging
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-SC/SCe-HVAC
p-c (absolute druk constant – zie afb. 8)
De uitgangs van de installatie wordt bij veranderende lastomstandig-
heden (volumestroom) conform de gewenste waarde constant
gehouden.
Bedrijf met meerdere pompen is mogelijk.
T-c (verschiltemperatuur constant – zie afb. 9)
De verschiltemperatuur (tussen 2 installatiepunten; toevoer/retour)
wordt bij veranderende lastomstandigheden (volumestroom) con-
form de gewenste waarde constant gehouden.
Bedrijf met meerdere pompen is mogelijk.
n=f(Tx) (toerentalinsteller – afhankelijk van temperatuur – zie afb. 10)
Het toerental van de basislastpomp wordt ingesteld afhankelijk van
de ingangstemperatuur (regeltype volgens gewenste temperatuurin-
gang kiezen). Het kan tussen stijgende en dalende afhankelijkheid
van de instelingang worden gekozen (menu 1.2.4.4).
Het toerental van de basislastpomp wordt tussen f
en 1.2.6.2) en T
en T
(1.2.1.1 en 1.2.1.2) ingesteld.
min
max
Bedrijf met meerdere pompen is niet mogelijk.
n=f(AI) (regelbedrijf – zie afb. 11)
Via de desbetreffende klemmen (volgens schakelschema) kan het
toerental van de basislastpomp via een analoog stroomsignaal
(4-20 mA) op afstand worden ingesteld.
Het toerental van de basislastpomp wordt tussen f
en 1.2.6.2) ingesteld (4 mA komt overeen met f
een met f
).
max
Bedrijf met meerdere pompen is niet mogelijk.
Beveiliging tegen overtemperatuur
Motoren met wikkelingsveiligheidscontact melden aan het schakel-
toestel een overtemperatuur van de wikkeling door openen van een
bimetaalcontact. Het wikkelingsveiligheidscontact wordt aangeslo-
ten volgens het schakelschema.
Storingen van motoren die voor de beveiliging tegen overtempera-
tuur zijn uitgerust met een temperatuurafhankelijke weerstand (PTC),
kunnen door middel van optionele relais worden geregistreerd.
Beveiliging tegen overstroom
Direct startende motoren worden beveiligd via motorbeveiligings-
schakelaars met thermische en elektromagnetische uitschakelaar.
De uitschakelstroom (I
)moet direct op de motorbeveiligingsscha-
nom
kelaar worden ingesteld.
Motoren met Y-∆-start worden beveiligd via thermische overbelas-
tingsrelais. Deze zijn direct op de motorbeveiligingen geïnstalleerd.
De uitschakelstroom moet worden ingesteld en bedraagt bij de
gebruikte Y-∆-start van de pompen 0,58 x I
Alle motorbeveiligingsinrichtingen beschermen de motor bij bedrijf
met de frequentieomvormer of bij netbedrijf. Aan het schakeltoestel
opgelopen pompstoringen leiden tot uitschakelen van de desbetref-
fende pomp en tot activeren van de SSM. Na wegnemen van de sto-
ringsoorzaak moet de fout worden gereset.
De motorbeveiliging is ook actief bij handbedrijf en leidt tot een uit-
schakeling van de desbetreffende pomp.
Nederlands
en f
(1.2.6.1.
min
max
en f
(1.2.6.1.
min
max
; 20 mA komt over-
min
.
nom
141