Inhoudsopgave
Advertenties
6.2
Werking en bediening
6.2.1 Bedrijfssituaties van de
schakeltoestellen
Normaal bedrijf van SC-schakeltoe-
stellen met frequentieomvormer
(FC) (zie afb. 2)
Normaal bedrijf van SC-schakeltoe-
stellen zonder frequentieomvormer
(zie afb. 3)
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-SC/SCe-HVAC
• EMC-filter:
filter om netzijdige EMC-storingen te onderdrukken – alleen
beschikbaar bij uitvoering SC-FC tot 7,5 kW (pos. 8).
GEVAAR! Levensgevaar!
Bij werkzaamheden aan een geopend schakeltoestel bestaat er
gevaar voor elektrische schokken door aanraking van onder span-
ning staande onderdelen.
• De werkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd door
vakpersoneel!
• De voorschriften ter voorkoming van ongevallen in acht nemen!
AANWIJZING:
Na aansluiting van het schakeltoestel op de voedingsspanning en na
iedere netuitval keert het schakeltoestel terug naar de bedrijfssituatie
die voor de spanningsuitval was ingesteld.
Een elektronische signaalgever (meetbereik kan in menu 5.2.1.0 worden
ingesteld) levert de werkelijke regelwaarde als 4...20 mA stroomsignaal.
De regelaar houdt daarna de actuele regelwaarde door middel van ver-
gelijking van gewenste en werkelijke waarde constant (voor instelling
van de gewenste basiswaarde (zie afb. 2, pos. 1), zie menu 1.2.1.1). ). Als
de melding "extern Uit" niet actief is en er is geen sprake van een sto-
ring, draait in elk geval de basislastpomp met minimaal toerental. Bij een
stijgende gevraagde benodigde capaciteit, wordt eerst het toerental van
de basislastpomp verhoogd. Wanneer aan de gevraagde benodigde
capaciteit niet door deze pomp kan worden voldaan, schakelt het regel-
systeem een pieklastpomp of bij nog meer benodigde capaciteit nog
meer pieklastpompen bij (bijschakeldrempel: zie afb. 2, pos. 2); individu-
eel per pomp instelbaar; menu 1.2.2.3/5/7). De pieklastpompen draaien
met constant toerental, het toerental van de basislastpomp wordt op de
gewenste waarde geregeld (zie afb. 2, pos. 4).
Als de benodigde capaciteit zo ver daalt dat de regelende pomp in zijn
laagste vermogensbereik werkt en er geen pieklastpomp meer nodig
is om aan de benodigde capaciteit te voldoen, schakelt de pieklast-
pomp uit (uitschakeldrempel: zie afb. 2, pos. 3); individueel per pomp
instelbaar; menu 1.2.2.4/6/8).
Voor het bij- en uitschakelen van de pieklastpomp kunnen vertra-
gingstijden in de menu's 1.2.5.2 en 1.2.5.3 worden ingesteld.
Bij gestoorde frequentieomvormer gedraagt het schakeltoestel zich als
een schakeltoestel zonder frequentieomvormer (zie volgende paragraaf).
Een elektronische signaalgever (meetbereik kan in menu 5.2.1.0 wor-
den ingesteld) levert de werkelijke regelwaarde als 4...20 mA stroom-
signaal. Omdat er geen mogelijkheid voor lastafhankelijke
toerentalaanpassing van de basislastpomp is, werkt het systeem als
tweepuntsregelaar en houdt het de regelwaarde binnen het bereik
tussen de bij- en uitschakeldrempels (menu's 1.2.2.3 tot 1.2.2.8).
Deze moeten relatief ten opzichte van de gewenste basiswaarde
(menu 1.2.1.1) worden ingesteld.
Als de melding "Extern-uit" niet actief is en er is geen sprake van een
storing, draait in elk geval de basislastpomp. Wanneer aan de gevraagde
benodigde capaciteit niet door deze pomp kan worden voldaan, scha-
kelt het regelsysteem een pieklastpomp of bij nog meer benodigde
capaciteit nog meer pieklastpompen bij (bijschakeldrempel: zie afb. 3,
pos. 2); individueel per pomp instelbaar; menu 1.2.2.3/5/7).
Als de benodigde capaciteit zo ver daalt dat geen pieklastpomp meer
nodig is om aan de benodigde capaciteit te voldoen, schakelt de piek-
lastpomp uit (uitschakeldrempel: zie afb. 3, pos. 3); individueel per
pomp instelbaar; menu 1.2.2.4/6/8).
Nederlands
137
Advertenties
Inhoudsopgave
