8.1
Fabrieksinstelling
8.2
Controle van de motordraairichting
8.3
Instelling van de motorbeveiliging
8.4
Signaalgever en optionele modules
9
Onderhoud
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-SC/SCe-HVAC
Wij adviseren de inbedrijfname van het schakeltoestel te laten uit-
voeren door de Wilo-servicedienst.
• Voordat het apparaat voor het eerst wordt ingeschakeld, moet wor-
den gecontroleerd of de bekabeling ter plaatse en vooral de aarding
correct is uitgevoerd.
AANWIJZING:
Voor de inbedrijfname alle aansluitklemmen vastdraaien!
Het regelsysteem is in de fabriek ingesteld.
De fabrieksinstelling kan door de Wilo-servicedienst worden hersteld.
• Door kort inschakelen van elke pomp in de bedrijfssituatie "Handbe-
drijf" (menu 3.2.1.1, 3.2.2.1, 3.2.3.1 en 3.2.4.1) controleren of de
draairichting van de pomp bij netbedrijf overeenkomt met de pijl op
het pomphuis.
• Bij verkeerde draairichting van alle pompen bij netbedrijf 2 willekeu-
rige fasen van de hoofdnetleiding omwisselen.
SC-schakeltoestellen zonder frequentieomvormer:
• Bij verkeerde draairichting van maar één pomp bij netbedrijf moeten
bij motoren in de directe start (DOL) 2 willekeurige fasen in de motor-
klemmenkast worden omgewisseld.
• Bij verkeerde draairichting van maar één pomp bij netbedrijf moeten bij
motoren in de ster-driehoekstart (SD) 4 aansluitingen in de motorklem-
menkast worden omgewisseld: van 2 fasen telkens het begin en het
einde van de wikkeling verwisselen (bijv. V1 voor V2 en W1 voor W2).
SC-schakeltoestellen met frequentieomvormer (FC):
• Netbedrijf: zie boven (SC-schakeltoestellen zonder frequentieom-
vormer)
• Bedrijf met frequentieomvormer: alle pompen in de bedrijfssituatie
"Off" (menu 3.2.1.1, 3.2.2.1, 3.2.3.1 en 3.2.4.1) zetten en daarna elke
pomp afzonderlijk op "Automatisch" instellen. Door kort inschakelen
van de afzonderlijke pomp de draairichting bij frequentieomvormer-
bedrijf controleren. Bij onjuiste draairichting van alle pompen moeten
2 willekeurige fasen aan de uitgang van de frequentieomvormer wor-
den verwisseld.
• Wikkelingsveiligheidscontact/PTC: bij de beveiliging tegen over-
temperatuur is geen instelling vereist.
• Overstroom: zie hoofdstuk 6.2.3 "Motorbeveiliging" op pagina 141.
Voor signaalgever en optionele extra modules moeten de inbouw- en
bedieningsvoorschriften ervan in acht worden genomen.
Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden alleen door gekwalifi-
ceerd vakpersoneel!
GEVAAR! Levensgevaar!
Bij werkzaamheden aan elektrische apparaten bestaat levensge-
vaar door elektrische schok.
• Voor alle onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet het
schakeltoestel spanningsvrij worden geschakeld en worden bevei-
ligd tegen opnieuw inschakelen.
• Beschadigingen aan de aansluitkabel alleen door een geautori-
seerde, gekwalificeerde elektricien laten verhelpen.
• Schakelkast schoon houden.
Nederlands
171