Het aansluiten van alarmmeldapparaten
e
Het paneel, om te voldoen aan de EN50131-1 en
EN50131-3 normen, ondersteunt de volgende mel-
dingsopties:
A) 2 sirenes met externe voeding + paneel met ing-
ebouwde telefooncommunicator;
B) 1 zelfaangedreven sirene + paneel met
ingebouwde telefooncommunicator;
C) paneel met ingebouwde telefooncommunicatie-
middel geïntegreerd in het paneel + externe tele-
fooncommunicatiemiddel
minste gelijk zijn aan een ATS SP2 classificatie
volgens de normen EN50131-1 en EN50136-2 (al-
leen klasse 2 panelen);
D) extern telefoon communicatiemiddel met
prestaties die ten minste gelijk zijn aan de ATS
SP4-classificatie.
Het ABSOLUTA Plus regelpaneel is uitgerust met drie
uitgangen voor het aansluiten van de alarmmeldappara-
ten:
Ø de aansluitpunten NC, COM, NO, +N en +A zijn rele-
vant voor uitgangnr. 1;
Ø het aansluitpunt O1 is relevant voor uitgangnr. 2;
Ø het aansluitpunt O2 is relevant voor uitgangnr. 3.
e
Standaard is de uitgang van de O2 open-collector
actief in het geval van een probleem. Als deze in-
stelling niet is gewijzigd, om te voldoen aan de
EN50131-1 en EN50131-3 normen, moet u GEEN
extra of zelfaangedreven sirenes op deze uitgang
aansluiten.
Regelpaneel
+A
+N
sabotagelijn
*
+B
GND
AS1 AS2
binnensirene
Figuur 17 Aansluiten van een zelfaangedreven sirene
en een binnensirene op uitgangsnummer 1 van het re-
gelpaneel. *) Er moet ALLEEN een 2,2 kOhm weerstand
worden aangesloten als de optie Sirene Supervisie is ing-
eschakeld (standaard): zie "HET PROGRAMMEREN
VANAF EEN PC > Systeem Opties > Algeheel".
32
met
prestaties
ten
A. S.
+N
zelfaangedreven
sirene
Als alternatief kunt u de alarmmeldapparaten aanslui-
ten op:
Ø aansluitpunten T1, T2, T3 en T4 van het regelpaneel,
indien geprogrammeerd als uitgangen;
Ø aansluitpunten T1, T2, T3, T4, T5 en T6 van de ing-
angs-/uitgangsuitbreider M-IN/OUT, afhankelijk van de
geprogrammeerde bedrijfsmodus (raadpleeg voor
meer informatie de instructies van de M-IN/OUT).
Alarmmeldapparaten als: Zelfaangedreven sirens, bin-
nensirens, telefoonkiezers, etc., kunnen als volgt wor-
den beschreven:
Ø Intrinsieke beveiligingsapparaten (bijv. zelfaang-
edreven sirenes) geactiveerd door spanningsuitval
op het desbetreffende aansluitpunt;
Ø Positieve alarmlijnapparaten (bijv. binnensirenes)
geactiveerd door positieve spanning (12 V) op het
desbetreffende aansluitpunt;
Ø Negatieve alarmlijnapparaten geactiveerd door
negatieve spanning (0 V) op het desbetreffende
aansluitpunt;
Ø Bewaakte alarmlijnapparaten geactiveerd door
ongebalanceerde weerstand op het desbetreffende
aansluitpunt.
Het elektrisch schema is afhankelijk van de aansluiting
van het alarmmeldapparaat.
Het elektrisch schema in Figuur 17 illustreert aanslui-
ting van een zelfaangedreven sirene en een binnensi-
rene op uitgangnr. 1 op het regelpaneel:
Ø Uitgangnr. 1 op het regelpaneel is geprogrammeerd
als normaal gesloten;
Ø [+N] is de positieve voeding en ingang van de zelf-
aangedreven sirene. De sirene wordt geactiveerd
wanneer positieve spanning (13.8 V) faalt op aan-
sluitpunt [+N];
Ø [+B] is de positieve voeding en ingang van de bin-
nensirene. De sirene wordt geactiveerd wanneer po-
sitieve spanning (13.8 V) staat op aansluitpunt [+B];
Ø [M] en [GND] zijn de negatieve voedingsaansluit-
punten van de zelfaangedreven sirene en binnensi-
rene;
Ø [A.S.] en [AS1-AS2] zijn de normaal gesloten sabo-
tagecontacten van de zelfaangedreven sirene en
binnensirene.
Om sabotagedetectie te bieden: sluit het sabotagecon-
tact van het meldapparaat aan op de sabotagelijn van
het regelpaneel, of op een 24-uurs zone (zie "Het aan-
sluiten van sabotageaansluitpunten").
Uitbreidbaar hybride-regelpaneel