Aansluitingen
Voorzichtig!
Om interferentie te voorkomen, mogen niet-
afgeschermde communicatie- en/of sensorka-
bels naar externe aansluitingen niet dichter
dan 20 cm bij een kabel met hoge spanning
worden gelegd.
Spanningaansluiting
De SMO 40 moet worden geïnstalleerd via een werkscha-
kelaar met minimaal 3mm schakelafstand. De minimale
kabeldikte moet worden bepaald op basis van de gebruik-
te zekeringcapaciteit.
1 2
3
4
L N
1
1
0
PE
2
3 4
LEK
L
N
1
1
0
PE
2
3
X1
Tariefregeling
Als de spanning naar de compressor in de warmtepomp
gedurende een bepaalde periode wegvalt, moeten deze
gelijktijdig worden geblokkeerd via de softwaregeregel-
de ingang (AUX-ingang) om een alarm te voorkomen,
zie pagina 27.
Aansluiten van de laadpomp voor
warmtepomp 1 en 2
Sluit circulatiepomp (EB101-GP12) aan op de klemmen-
stroken X4:5 (PE), X4:6 (N) en X4:7 (230 V) op de basis-
kaart (AA2), zoals op de afbeelding.
Regelsignaal voor (EB101-GP12) wordt aangesloten op
klemmenstrook X4:7 (GND) en X4:8 (PWM) op de in-
gangskaart (AA3), zoals op de afbeelding.
Als er twee warmtepompen zijn aangesloten op SMO 40,
moet de circulatiepomp (EB102-GP12) worden aange-
sloten op de klemmenstroken X4:12 (PE), X4:13 (N) en
X4:15 (230 V) op de basiskaart (AA2), zoals op de afbeel-
ding. Regelsignaal voor (EB102-GP12) wordt aangesloten
op de klemmenstroken X4:5 (GND) en X4:6 (PWM) op
de ingangskaart (AA3), zoals op de afbeelding.
SMO 40
X1
L
N
4
TIP
Er kunnen twee laadpompen (vier als de inter-
ne accessoirekaart wordt gebruikt) worden
aangesloten op en geregeld worden door
SMO 40. Er kunnen meer laadpompen worden
aangesloten als de accessoirekaart wordt ge-
bruikt, twee pompen per kaart.
1 2
1 2
3
3
4
4
L N
1
1
0
PE
2
3 4
LEK
1
1 2
3
4
L N
1
1
0
PE
2
3 4
LEK
4
5
AA2-X4
SMO
SMO 40
Externt
Extern
EB101-GP12
AA2-X4
AA2-X4
11
12
13
SMO
SMO 40
Externt
Extern
EB102-GP12
10
9
AA3-X4
SMO
SMO 40
Externt
Extern
AA3-X4
EB101-GP12
8
7
AA3-X4
SMO
SMO 40
Externt
Extern
EB102-GP12
Hoofdstuk 5 |
Elektrische aansluitingen
6
7
8
9
14
15
16
8
7
6
5
6
5
4
3
19