Inhoudsopgave
Advertenties
8. Zet de maaihoogte op stand D (76 mm) en draai de
messen voorzichtig rond, zodat zij in de lengterichting
wijzen (Fig. 43).
9. Meet de afstand tussen de rand van zowel het voorste
mes als de rand van het achterste mes tot het horizontale
oppervlak (Fig. 43). Als de rand van het voorste mes
niet 1,6 – 7,9 mm lager staat dan de rand van het
achterste mes, moet u de voorste borgmoeren afstellen.
3
2
1
3
Figuur 43
1. Messen in lengterichting
2. Buitenste snijranden
10. Om de schuinstand in te stellen, moet u de borgmoeren
verwijderen en aan de stelmoeren op de voorkant van
het maaidek draaien (Fig. 44).
11. Om de voorkant van het maaidek hoger te zetten, draait
u de stelmoeren vaster. Om de voorkant van het
maaidek lager te zetten, draait u de stelmoeren losser.
m–6427
1
2
3
3
3. Hier meten
31
12. Nadat u de stelmoeren gelijk hebt afgesteld, controleert
u nogmaals de schuinstand. Draai aan de moeren, totdat
de rand van het voorste maaimes 1,6–7,9 mm lager staat
dan de rand van het achterste mes (Fig. 44).
Opmerking: Na de afstelling mogen beide steunstangen
geen speling hebben (Fig. 46). Draai aan de stangen om de
speling weg te werken (Fig. 44).
1
2
Figuur 44
1. Borgmoer en stelmoer
2. Voorwiel
13. Als de schuinstand correct is, moet u de borgmoeren
vastdraaien en controleren of het maaidek horizontaal
staat; zie Maaidek horizontaal stellen, blz. 29.
De riemen controleren
Controleer alle riemen om de 100 bedrijfsuren.
Controleer de riemen op scheuren, gerafelde randen,
schroeiplekken of andere schade. Vervang beschadigde
riemen.
1
2
3
4
m–4634
3. Stelmoer
4. Borgmoer
Advertenties
Inhoudsopgave
