Hoe verder u de schakelhendels beweegt (in beide
richtingen), des te sneller zal de machine in de gewenste
richting rijden.
Om te stoppen, zet u beide schakelhendels in de
neutraalstand.
Achteruit
1. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand.
2. Om achteruit te rijden, trekt u de schakelhendels naar
achteren (Fig. 9).
Om in een rechte lijn te rijden, moet u gelijkmatige druk
uitoefenen op beide schakelhendels (Fig. 9).
Om te draaien, beweegt u de schakelhendel in de richting
waarin u wilt draaien (Fig. 9).
Om te stoppen, zet u beide schakelhendels in de neutraal-
stand.
De machine stoppen
Om de machine te stoppen, moet u de tractiehendels in de
neutraalstand zetten en loskoppelen om ze in de remstand te
zetten, de aftakas uitschakelen, de gashendel op Snel zetten
en het contactsleuteltje op uit draaien. Denk erom dat u het
sleuteltje uit het contact haalt.
Voorzichtig
Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als
zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen
terwijl deze onbeheerd staat.
U moet altijd het contactsleuteltje verwijderen en
de schakelhendels in de remstand zetten wanneer u
de machine onbeheerd laat, ook al is het slechts
voor een paar minuten.
De maaihoogte instellen
De maaihoogte kan worden ingesteld van 38 tot 114 mm
in stappen van 13 mm door de maaihoogtehendel in
verschillende openingen te plaatsen.
1. Zet de maaihoogtehendel omhoog in de transportstand
(eveneens de maaihoogtestand van 114 mm) (Fig. 10).
2. Trek aan de maaihoogtehendel om deze in de gewenste
stand te zetten (Fig. 10).
G
F
E
m–6421
Figuur 10
1. Maaihoogtehendel
De wielen van de maaimachine
afstellen
Met behulp van de voorwielen van de maaimachine kunt u
de machine over ongelijk terrein laten rijden. De hoogte
van de voorwielen kan worden aangepast aan de ingestelde
maaihoogte.
1. Om de hoogte van de voorwielen van de maaimachine
in te stellen, verwijdert u de bevestigingsbout van het
wiel en plaatst u de bout in het andere gat (Fig. 11).
2. Gebruik het bovenste gat voor de laagste maaihoogte en
het onderste gat voor de hogere maaihoogten (Fig. 11).
4
1
1. Wiel
2. Wielbeugel
15
114 mm
102 mm
89 mm
D
76 mm
64 mm
C
51 mm
B
38 mm
A
2. Maaihoogtestanden
2
3
Figuur 11
3. Borgmoer
4. Wielbout
1505