6
Installatie van de hardware
6.1
Plaats van installatie
De installatielocatie moet voldoende ruimte hebben om de juiste werking van het systeem te
verifiëren. Er moet 3 meter ruimte aan de geïnstalleerde zijde van het voertuig zijn om de juiste
werking van de sensor te controleren. Er moet ruimte zijn om het voertuig veilig met lage
snelheden te manoeuvreren om te controleren of de bewaking voor de voertuigbeweging correct
werkt. De installatie moet op een vlak oppervlak worden uitgevoerd met een helling van minder
dan 5 graden.
6.2
Systeemdiagram
Block diagram showing all components of the Sidescan
6.3
Systeeminstellingen
Om het systeem in te stellen, moet de gebruiker het systeem via USB configureren met behulp
van een PC of laptop.
De configuratiesoftware registreert details over de afmetingen van het voertuig en de positie van
de sensoren.
BELANGRIJK: Het is raadzaam om de voorgestelde configuratie vóór elke fysieke
installatie via de configuratiesoftware uit te voeren, om er zeker van te zijn dan de
voorgestelde configuratie geldig is.
36
Predict system.
®
6.4
Elektrische aansluitingen op het voertuig
Elektrische aansluitingen op het voertuig komen allemaal vanuit de algoritme-ECU. Het
algoritme-ECU schakelt in en communiceert met het sensor-subsysteem en de zoemerdisplay.
De verbindingen tussen het algoritme-ECU en voertuig worden hier beschreven. Verbindingen
tussen de systeemcomponenten worden beschreven in Sectie 6.5.
Elektrische aansluitingen tussen algoritme-ECU en voertuig.
6.4.1 Voeding algoritme-ECU
De voedingskabels van de algoritme-ECU zijn gemarkeerd met "12/24VDC" en "GND" en moeten
aangesloten worden op het ontstekingscircuit van het voertuig. Alle andere componenten worden
gevoed door het algoritme-ECU. Het systeem wordt geleverd met een 5A auto-zekering.
6.4.2 Ingangstriggers en snelheidsingang
Er zitten vier ingangstrigger-kabels op de algoritme-ECU en er is één kabel voor de
snelheidsingang. De ingangstrigger-kabels voor links, rechts en achteruit moeten worden
aangesloten op de respectievelijke voertuigtriggers. De ingangskabel voor de snelheid moet
worden aangesloten op een tachograaf B7-uitgang. De "trigger in 4"-kabel dient niet in dit
systeem gebruikt te worden en moet veilig worden afgesloten en goed worden beperkt.
Geen tussenliggende relais of hardwarecomponenten vereist.
BELANGRIJK: De ingangskabel voor de snelheid moet worden aangesloten worden op de
B7-uitgang van de tachograaf van het voertuig. Als de snelheidskabel op een andere uitgang
is aangesloten, zal het systeem niet correct werken. De locatie van de tachograaf B7 voor
een standaard tachograaf wordt hieronder weergegeven, maar dit kan per
tachograafmodel verschillen.
37