5
Tutorial Systeemconfiguratie
Als de verbinding geslaagd is en bepaalde tests eerder zijn uitgevoerd in deze installatie, wordt
het serienummer herkend en wordt in plaats daarvan het volgende bericht weergegeven.
Succesvol verbonden met een herkend algoritme-ECU.
Als de verbinding geslaagd is, worden de knoppen "Verbinden" en "COM-poort vernieuwen" in
grijs weergegeven en de knop "Verbinding verbreken" wordt beschikbaar. Dit geeft aan dat het
systeem verbonden is met het ECU en dat het een nieuwe verbinding is. Het statusvak rechts
van de ECU-verbinding geeft "Verbonden" weer.
Succesvol verbonden met het algoritme-ECU.
Als er een probleem met de verbinding is, verschijnt er een foutmelding bovenaan het scherm
met de melding "Kan geen verbinding maken. Reset ECU". Als de foutmelding verschijnt, sluit
het programma, ontkoppel de USB-kabel, schakel het algoritme-ECU uit en weer in en sluit de
USB-kabel weer aan.
BELANGRIJK: Elke installatie vereist een nieuw installatiebestand. Het is niet mogelijk om
een installatiebestand voor meerdere installaties te gebruiken. De tests bevestigen dat de
fysieke installatie correct is en opnieuw moet worden uitgevoerd voor elke installatie.
Daarom is er voor elk nieuw algoritme-ECU een nieuw installatiebestand vereist. Het
serienummer van het algoritme-ECU wordt na het aansluiten in het installatiebestand
opgeslagen.
Naast de melding "Verbonden" verschijnt ook de knop Sensordoorloop in de voortgangsbalk.
Voortgangsbalk na algoritme-ECU geslaagde verbinding
met voertuiggegevens en sensorgegevens.
5.6
Sensordoorloop (Verplicht)
Als de sensoren eenmaal gemonteerd en verbonden zijn, controleert deze test of ze in de juiste
numerieke volgorde staan. Het systeem moet de sensoren in de juiste volgorde hebben
geïnstalleerd om correct te kunnen werken. Deze test moet uitgevoerd worden om het systeem
te configureren. Klik op de knop Sensordoorloop op de voortgangsbalk om de test te starten.
30
Vanaf de voorkant van het voertuig moet de gebruiker naar elke sensor lopen en de hand op een
afstand van ongeveer 5-10 cm over sensor plaatsen om deze gedurende een of twee seconden
te blokkeren. Het is niet nodig om de sensor aan te raken. Ga vervolgens naar de volgende
sensor en herhaal dit totdat u uw hand over de laatste sensor hebt geplaatst. Er klinkt een
hoorbare indicator via de PC als elke sensor is geactiveerd.
Keer terug naar de configuratiesoftware en de volgorde van de sensoren wordt weergegeven.
De volgorde moet numeriek correct zijn, bijv. 1, 2, 3, 4, 5, 6 voor een installatie met 6 sensoren.
Als de sensoren niet in de juiste volgorde staan, kunnen ze worden verwisseld of met het
handgereedschap opnieuw worden geprogrammeerd.
Als de sensoren in de correcte volgorde staan, zal de test aangegeven dat ze correct zijn. De knop
Sensordoorloop bevat een groene lijn eronder en de knop Triggers Test wordt beschikbaar op
de voortgangsbalk.
Voortgangsbalk na sensordoorloop voltooid.
5.7
Triggers Test (Verplicht)
Hiermee wordt gecontroleerd of de versnellingsindicatoren links, rechts en achteruit correct zijn
verbonden. Deze triggers moeten correct zijn verbonden om het systeem correct te laten werken.
Deze test moet uitgevoerd worden om het systeem te configureren. Klik op de knop Triggers
Test op de voortgangsbalk om de test te starten.
Indien gevraagd, moet de gebruiker de rechter en linker indicatoren activeren en het voertuig in
zijn achteruit zetten. Het is niet noodzakelijk om het voertuig te verplaatsen.
Als de sensoren correct verbonden en geactiveerd zijn in de aangegeven volgorde, geeft de
test aan dat ze correct zijn. De knop Triggers Test bevat een groene lijn eronder en de knop
Systeemkalibratie wordt beschikbaar op de voortgangsbalk.
Voortgangsbalk na triggers-test voltooid.
5.8
Systeemkalibratie (Verplicht)
Deze test controleert of het algoritme-ECU correct is gemonteerd. U moet garanderen dat het
voertuig stilstaat en op een redelijk vlakke ondergrond staat voordat er met de test wordt gestart.
Deze test moet uitgevoerd worden om het systeem te configureren. Klik op de knop
Systeemkalibratie op de voortgangsbalk om de test te starten.
Het algoritme-ECU moet binnen 10 graden rechtop worden gemonteerd. Het maakt niet uit welk
van de 6 vlakken van het algoritme-ECU binnen 10 graden verticaal omhoog wordt gemonteerd.
Zie Sectie 6.6 voor meer informatie over acceptabele montagerichtingen.
31