Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Samsung ML-186 W Series Gebruikershandleiding pagina 38

Inhoudsopgave

Advertenties

4. Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en
installeren.
Nu installeren: als u al een draadloos netwerk hebt ingesteld,
klikt u op deze knop om het printerstuurprogramma te installeren,
zodat u de draadloze netwerkprinter kunt gebruiken. Als u nog
geen draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op de knop
Draadloze verbindingen instellen en installeren om een
draadloos netwerk in te stellen. Klik daarna op de knop Nu
installeren.
Draadloze verbindingen instellen en installeren: configureer
de draadloze netwerkinstellingen van uw apparaat en installeer
vervolgens het printerstuurprogramma met behulp van de
USB-kabel. Alleen voor gebruikers die nog geen draadloos
netwerk hebben ingesteld.
Snelkoppeling naar de instellingen voor het draadloze
netwerk zonder cd: als u het printerstuurprogramma al eens
hebt geïnstalleerd, kunt u naar de instellingen voor het draadloze
netwerk gaan zonder cd. Selecteer in het menu Start
achtereenvolgens Programma's of Alle programma's >
Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma >
Programma voor het instellen van draadloze verbindingen
5. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en schakel het selectievakje
Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst
in. Klik vervolgens op Volgende.
6. De software zoekt het draadloze netwerk.
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden, controleert u
of de USB-kabel tussen de computer en de printer goed is
aangesloten en volgt u de instructies in het venster.
7. Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten.
Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u gebruikt en
klik op Volgende.
Als u de gewenste netwerknaam niet kunt vinden of als u de
draadloze configuratie handmatig wilt instellen, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: typ de
SSID van het gewenste toegangspunt (de SSID is
hoofdlettergevoelig).
Bedrijfsmodus: selecteer Infrastructuur.
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: verificatie wordt niet gebruikt en codering
wordt al dan niet gebruikt, afhankelijk van de behoefte aan
gegevensbeveiliging.
8. Het venster bevat de instellingen voor het draadloze netwerk.
Controleer of deze instellingen juist zijn. Klik op Volgende.
Draadloos netwerk instellen_ 38
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk.
WPA Personal of WPA2 Personal: selecteer deze optie
als u wilt dat de afdrukserver wordt geverifieerd op basis
van een vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij wordt een
gedeelde geheime sleutel gebruikt (de zogenaamde vooraf
gedeelde wachtwoordzin), die handmatig wordt
geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de
bijbehorende clients.
Codering: selecteer de codering (Geen, WEP64,
WEP128, TKIP, AES, TKIP AES).
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde
van de netwerkcodering.
WEP-sleutelindex: als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex.
Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het
beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt.
Het venster kan verschillen afhankelijk van de
beveiligingsmodus, WEP of WPA.
Voor WEP
Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en
voer de WEP-beveiligingssleutel in. Klik op Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol
dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen
krijgen tot uw draadloze netwerk. Via WEP wordt het
gegevensgedeelte van elk pakket dat via een draadloos
netwerk wordt verzonden, gecodeerd met een 64-bits of
128-bits WEP-coderingssleutel.
Voor WPA
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende.
WPA machtigt en identificeert gebruikers op basis van een
geheime sleutel die op gezette tijden automatisch wordt
gewijzigd. Bij WPA worden tevens TKIP (Temporal Key
Integrity Protocol) en AES (Advanced Encryption Standard)
gebruikt voor gegevenscodering.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controleert u of DHCP in het venster wordt vermeld. Als echter
Statisch wordt weergegeven, klikt u op TCP/IP wijzigen om de
toewijzingsmethode te wijzigen in DHCP.
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is,
controleert u of Statisch in het venster wordt vermeld. Als echter
DHCP wordt weergegeven, klikt u op TCP/IP wijzigen om het
IP-adres en andere netwerkconfiguratiewaarden voor het
apparaat in te voeren. Voordat u het IP-adres van de printer
invoert, moet u de netwerkinstellingen van de computer weten.
Als de computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op met
de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als dit de netwerkgegevens van de computer zijn:
-
IP-adres: 169.254.133.42
-
Subnetmasker: 255.255.0.0
-
Gateway: 169.254.133.0

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave