11 Kalibreren
11.3 Temp.coëf. kalibreren van de meetoplossing
11.3.1 Lineaire temperatuurcoëfficiënt (ALPHA)
Voorwaarde
50
Met de toetsen
de keuze bevestigen.
Wanneer de meetwaarde stabiel is de toets
Met de toetsen
baarheidswaarde corrigeren met de geleidbaarheidswaarde van de referen-
tie-oplossing.
De toets
indrukken.
PGM
De door de CTI-500 berekende relatieve celcontante wordt getoond.
De vastgestelde relatieve celconstante overnemen-> de toets
dan 3 seconden indrukken of
de waarde afkeuren -> de toets
De meetomvormer bevindt zich in het "Kalibratie-menu".
De toets
indrukken;
EXIT
de meetomvormer bevindt zich in de "Meetmodus" en toont de gecompen-
seerde geleidbaarheid van de referentie-oplossing.
De geleidbaarheid van iedere meetoplossing past zich aan, aan de overeen-
komstige temperatuurcoëfficiënten.
Wij adviseren u de calibratie van de temperatuurcoëfficiënten door te voeren.
- De CTI-500 dient aangesloten te zijn op het voedingnet.
zie hoofdstuk 7 "Installatie" blz. 25.
resp.
"REL. CELCONST." kiezen; met de toets
resp.
de getoonde niet gecompenseerde geleid-
indrukken.
EXIT
indrukken.
PGM
PGM
PGM
langer