Nieuwe therapie-
instellingen opslaan
Pompalarm
Systeemstoring
Als de + of – Therapie instelknoppen gedurende 10
seconden worden ingedrukt, keert de pomp terug naar
de insteloptie voor Behandeling-tijd.
2. Behandeling-tijd (in minuten)
• Controleer of het indicatorlampje voor Therapie-
instelling naast de Behandeling-tijd is verlicht.
Als dit niet het geval is, op de instelknop van de
Therapie-instelling drukken.
• De Behandeling-tijd kan worden ingesteld op
10-99 minuten, in stappen van één minuut door op
de + en – Therapie instelknoppen te drukken.
• Als u de + Therapie-instelknop houdt ingedrukt
wanneer de Behandeling-tijd 99 minuten bereikt,
wordt CO op het Therapie-instelling-display
getoond als aanduiding dat continue therapie is
ingesteld.
De pomp stopt continue behandeling automatisch na
twee uur continu gebruik.
• Wanneer de therapie begint, zal de Behandeling-
tijd getoond op het display van de Therapie-
instelling beginnen met aftellen om de resterende
tijd aan te geven (naar het dichtstbijzijnde hele
minuut), tenzij CO is geselecteerd.
• De Behandeling-tijd kan op elk gewenst moment
worden bijgesteld in Bedrijfs of Stand-by- modus.
• Aan het einde van met de Behandeling ingesteld
tijd, stopt de pomp.
De laatst ingestelde patiënttherapie wordt opgeslagen en
gebruikt als de standaardinstelling voor de volgende
therapiesessie.
Voor elk van de drie Opblaasstanden (Sequentieel,
Golf en LymphAssist), bewaart de pomp een aparte
combinatie van vier therapie-instellingen (Druk-instelling,
Opblaas-tijd, Leegloop-tijd en Behandeling-tijd).
Als een van deze vier therapie-instellingen worden
aangepast, wordt de nieuwe instelling opgeslagen en als
standaardinstelling gebruikt wanneer deze opblaasmodus de
volgende keer wordt geselecteerd.
1. Als een systeemfout wordt gedetecteerd, stopt de pomp.
2. Een geluidssignaal klinkt en een F-alarmmelding
verschijnt op de Therapie-instelling-display.
3. De manchet onmiddellijk van de pomp verwijderen.
4. Druk op de Bedrijfs-/Stand-by-knop om de zelftest
op de pomp opnieuw uit te voeren.
5. Wanneer de storing niet kan worden verholpen, dient u
contact op te nemen met een servicemonteur.
15