waarin u wordt gevraagd het apparaat toestemming te geven verbinding te maken met de
printer.
Controleer of de naam op het LCD-scherm dezelfde is als de naam van uw draadloze
communicatieapparaat, selecteer Ja (Yes) en druk vervolgens op de knop OK.
Afdrukken met directe verbinding
Verbind een apparaat en de printer met directe verbinding en druk af vanaf het apparaat.
Opmerking
• Raadpleeg de instructiehandleiding van het apparaat of de toepassing voor meer informatie over
afdrukken vanaf een apparaat via een draadloos LAN.
Directe verbinding beëindigen
In omgevingen waarin de printer normaliter via het draadloze LAN wordt verbonden met de computer,
stelt u de printer in op verbinding via draadloos LAN door de onderstaande procedure te volgen wanneer
u klaar bent met de printer via een tijdelijke directe verbinding.
1. Selecteer
LAN-instellingen (LAN settings) op het HOME-scherm.
LCD en bedieningspaneel
Voer het wachtwoord in als u het beheerderswachtwoord specificeert.
2. Gebruik de knop
op de knop OK.
3. Gebruik de knop
selecteren en druk vervolgens op de knop OK.
Als u de printer niet via een draadloos LAN gebruikt, selecteert u Bedraad LAN activeren (Activate
wired LAN) of LAN uitschakelen (Disable LAN).
Instelling voor directe verbinding wijzigen
Wijzig de instellingen voor de directe verbinding volgens de onderstaande procedure.
1.
Zorg dat de printer is ingeschakeld.
2. Selecteer
Verschillende instellingen (Various settings) in het HOME-scherm.
LCD en bedieningspaneel
3. Gebruik de knop
daarna op de knop OK.
om LAN wijzigen (Change LAN) te selecteren en druk vervolgens
om Draadloos LAN activeren (Activate wireless LAN) te
om Apparaatinstellingen (Device settings) te selecteren en druk
455