8. Druk op de knop OK.
Nadat de omgevingscondities en het papier zijn gecontroleerd, wordt de kleurkalibratie uitgevoerd,
waarbij de aanpassingswaarden automatisch worden ingesteld.
Opmerking
• Als de kleurkalibratie niet juist is uitgevoerd, verschijnt er een foutbericht op het LCD-scherm.
Er wordt een bericht weergegeven
9. Wanneer het voltooiingsbericht wordt weergegeven, drukt u op de knop OK.
Opmerking
• Als u aanpassingswaarden voor kleurkalibratie wilt toepassen op afdrukken, dient u deze in te stellen in
het printerstuurprogramma of op het bedieningspaneel. Als echter de in het printerstuurprogramma
ingestelde waarden en die op het bedieningspaneel van elkaar verschillen, krijgt de instelling van het
printerstuurprogramma voorrang.
• Als u de aanpassingswaarden voor kleurkalibratie wilt in- of uitschakelen, selecteert u Aanpassingsw.
in-/uitschakelen (Enable/disable adjustment values) in het scherm Kleurkalibratie (Color
calibration).
• Als u de aanpassingswaarden voor kleurkalibratie wilt wissen, selecteert u Aanpassingswaarden
herstellen (Reset adjustment values) in het scherm Kleurkalibratie (Color calibration).
256