Controlelampjes
Als één van deze indicatoren niet gaat branden terwijl dat zou moeten, laat uw dealer dan
controleren op problemen.
PGM-FI-storingslampje (elektronisch
geregelde brandstofinspuiting) (MIL)
Gaat kort branden als de contactschakelaar in
de stand (On) wordt gezet met de
motorstopschakelaar in de stand
Gaat branden als de contactschakelaar in de
stand (On) wordt gezet met de
motorstopschakelaar in de stand
Als het controlelampje gaat branden
terwijl de motor draait:
40
(Run).
(Stop).
(BLZ.110)
Indicator Honda SMART Key
Gaat branden wanneer de verificatie van
het voertuig en Honda SMART Key is
voltooid en de contactschakelaar kan
worden gebruikt.
Gaat uit als de contactschakelaar in de
stand (On) wordt gezet.
Als de Honda SMART Key-indicator
knippert:
(BLZ.113)
ABS-controlelampje
(antiblokkeersysteem)
Gaat branden als de contactschakelaar
in de stand (On) wordt gezet. Gaat uit
bij een snelheid van ongeveer 10 km/h
Als het gaat branden tijdens het
rijden:
(BLZ.111)