2.2.2 Koppelingen
Injectieventielen tot 1500 l/uur en hogedruk injectieventielen heb-
ben schroefdraad voor aansluiting van de procesleiding en wor-
den geleverd met een buis- of leidingaansluitset voor de aanslui-
ting van de doseerleiding.
Injectieventielen tot 4000 l/uur hebben flensverbindingen aan
beide zijden.
Zorg ervoor dat de terugslagklep van het injectieven-
tiel is gemonteerd in de doorstroomrichting. De door-
stroomrichting wordt aangegeven door een pijl op het
ventielhuis.
2.2.3 Installatie van standaard injectieventielen en
injectieventielen met kogelkraan tot 6, 60, 460 en 1500
l/uur, en hogedruk injectieventielen.
1. Kort zo nodig de injectiepijp in.
– De uitlaat van de injectiepijp moet zich zo dicht mogelijk bij
het midden van de procesleiding bevinden.
2. Breng geschikt afdichtingsmateriaal aan op de schroefdraad
van de aansluiting voor de procesleiding.
3. Schroef voorzichtig het injectieventiel in de procesleiding.
4. Sluit de doseerleiding aan. Raadpleeg de aparte handleiding
van de doseerpomp.
2.2.4 Installatie van standaard injectieventielen tot 4000 l/uur
Injectieventielen met flensverbinding moeten aan de
onderzijde van horizontale procesleidingen worden
gemonteerd. Anders werkt de terugslagklep mogelijk
niet naar behoren.
1. Kort zo nodig de injectiepijp in.
– De uitlaat van de injectiepijp moet zich zo dicht mogelijk bij
het midden van de procesleiding bevinden.
2. Installeer het injectieventiel verticaal vanaf de onderzijde bij
de flensverbinding van de procesleiding.
3. Sluit de doseerleiding aan. Raadpleeg de aparte handleiding
van de doseerpomp.
2.2.5 Installatie van injectieventielen met minimale
insteekdiepte of met lipventiel
Raadpleeg paragrafen:
•
4.2.2 Injectieventiel met minimale insteekdiepte
•
4.2.3 Injectieventiel met lipventiel
De injectiepijpen van deze injectieventielen kunnen niet worden
ingekort. De uitlaat van de injectiepijp moet zich zo dicht mogelijk
bij het midden van de procesleiding bevinden.
1. Voor injectieventielen met lipventiel:
– Breng geschikt afdichtingsmateriaal aan op de schroef-
draad van de aansluiting voor de procesleiding.
2. Voor injectieventielen met minimale insteekdiepte:
– Zorg ervoor dat de platte pakking van de aansluiting voor de
procesleiding correct is aangebracht of breng geschikt
afdichtingsmateriaal aan op de schroefdraad van de aan-
sluiting voor de procesleiding.
3. Schroef voorzichtig het injectieventiel in de procesleiding.
4. Sluit de doseerleiding aan. Raadpleeg de aparte handleiding
van de doseerpomp.
4
2.2.6 Injectieventielen met uitneembare injectiepijp
installeren
Raadpleeg paragraaf
4.2.5 Injectieventiel met uitneembare injec-
tiepijp.
Bij normaal bedrijf wordt de injectiepijp door de
kogelkraan en de aansluiting voor de procesleiding
geleid. Probeer bij normaal bedrijf niet de kogelkraan
te sluiten, anders kan de injectiepijp beschadigd
raken.
Raadpleeg paragraaf
verwijderen en
reinigen.
1. Kort zo nodig de injectiepijp in of pas de insteekdiepte aan via
de klemringaansluiting. Zie afb. 7, pos. 3.
– De uitlaat van de injectiepijp moet zich zo dicht mogelijk bij
het midden van de procesleiding bevinden.
2. Breng geschikt afdichtingsmateriaal aan op de schroefdraad
van de aansluiting voor de procesleiding.
3. Schroef voorzichtig het injectieventiel in de procesleiding.
4. Sluit de doseerleiding aan. Raadpleeg de aparte handleiding
van de doseerpomp.
2.2.7 Injectieventielen voor hoge temperatuur met
kogelkraan installeren
Raadpleeg paragraaf
4.2.6 Injectieventiel voor hoge temperatuur
met
kogelkraan.
De uitlaat van de injectiepijp moet zich zo dicht mogelijk bij het
midden van de procesleiding bevinden.
1. Breng geschikt afdichtingsmateriaal aan op de schroefdraad
van de aansluiting voor de procesleiding.
2. Schroef voorzichtig het injectieventiel in de procesleiding.
3. Kort zo nodig de koelpijp in.
De koelpijp moet lang genoeg zijn om een correcte
koelfunctie te waarborgen.
Ontbraam de uiteinden van de koelpijp na het inkor-
ten.
Als de koelpijp wordt verbogen, zorgt u ervoor dat de
diameter niet vermindert.
4. Sluit de koelpijp aan op de kogelkraan.
– Draai de snijringaansluiting zorgvuldig aan.
5. Sluit de terugslagklep aan op de koelpijp.
– Draai de snijringaansluiting zorgvuldig aan.
6. Sluit de doseerleiding aan. Raadpleeg de aparte handleiding
van de doseerpomp.
3. Het product opslaan en hanteren
3.1 Het product hanteren
•
Draag veiligheidsschoenen tijdens transport en installatie.
•
Draag een helm als het product hoger dan heuphoogte wordt
opgehesen.
•
Gebruik geschikte hijs- en transportuitrusting.
•
Zorg ervoor dat het product niet wordt blootgesteld aan punt-
belastingen tijdens het transport.
•
Vermijd sterke schokken.
•
Houd u aan de toegestane omgevingsomstandigheden. Zie
paragraaf
6.2 Opslag- en
omgevingstemperaturen.
3.2 Het product opslaan
•
Houd u aan de toegestane omgevingsomstandigheden. Zie
paragraaf
6.2 Opslag- en
omgevingstemperaturen.
•
De opslaglocatie moet worden beschermd tegen regen, voch-
tigheid, condensvorming, direct zonlicht en stof.
5.2 De uitneembare injectiepijp